3.1. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 174 van de Wol BES heeft het begrip openbare orde in dit kader dezelfde betekenis als de betekenis die in het kader van artikel 172 van de Gemeentewet aan dit begrip wordt gegeven (Kamerstukken II 2008/09, 31 954, nr. 3, blz. 103). Het Hof overweegt in aansluiting bij de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer de uitspraken van 2 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3689 en 21 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2814) dat een verstoring van de openbare orde of ernstige vrees daarvoor als bedoeld in artikel 174, derde lid, van de Wol BES, kan worden veroorzaakt door uiteenlopende feiten en omstandigheden, die in de bepaling niet nader zijn omschreven. Indien zich een dergelijke situatie voordoet, is de gezaghebber bevoegd om de bevelen te geven die noodzakelijk zijn te achten voor de handhaving van de openbare orde. Welke inhoud en reikwijdte dergelijke bevelen mogen hebben, is in de bepaling evenmin nader omschreven. Derhalve is in artikel 174, derde lid, van de Wol BES aan de gezaghebber een aanzienlijke beoordelingsruimte gelaten om te bepalen of de openbare orde is verstoord dan wel ernstige vrees daarvoor bestaat en welke maatregelen daartegen moeten worden genomen. 3.2. Anders dan het Gerecht is het Hof van oordeel dat de gezaghebber zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich bij het optreden van de artiest op het openbare feest ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde voordeed. De gezaghebber heeft over de gevolgen voor de openbare orde advies ingewonnen bij de afdeling Bijzondere Wetten van het KPCN. In het daartoe opgestelde informatierapport heeft het KPCN geadviseerd de artiest niet op Bonaire op te laten treden omdat de veiligheid ernstig in het geding kan komen en het optreden veel maatschappelijke onrust kan veroorzaken. Dat de gezaghebber aan dat advies doorslaggevend gewicht heeft toegekend, acht het Hof niet onredelijk. Aan het advies is ten grondslag gelegd dat al lange tijd sprake is van ernstig gang gerelateerde en gewelddadige conflicten op Curaçao, recentelijk Curaçaose rappers zijn geliquideerd, zich rondom de artiest schietincidenten hebben afgespeeld, de artiest in een interview heeft verklaard mogelijk doelwit te worden van criminele groepen en leden van die groepen het evenement op Bonaire mogelijk zouden bezoeken. De gezaghebber heeft daarom in redelijkheid kunnen vrezen dat het optreden in een kleine gemeenschap als Bonaire tot ernstige onregelmatigheden zou kunnen leiden en als gevolg daarvan de veiligheid van zowel de artiest als de bezoekers van het openbaar toegankelijke feest niet kon worden gegarandeerd. Dat een eerder optreden van de artiest op Bonaire niet tot wanordelijkheden heeft geleid, doet anders dan het Gerecht heeft overwogen aan het vorenstaande niet afdoen. Daarbij neemt het Hof in aanmerking dat [geïntimeerde] ter zitting desgevraagd heeft toegelicht dat de artiest in 2016 op Bonaire heeft opgetreden, terwijl bedoelde conflicten op Curaçao van recenter datum waren, zoals het schietincident op Curaçao op 18 januari 2019.
3.3. Verder heeft de gezaghebber zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen, dat het bevel noodzakelijk was voor de handhaving van de openbare orde. De door [geïntimeerde] vermelde mogelijk alternatieve maatregelen, zoals het opschalen van politie of beveiliging, strenge toegangscontrole en een beperkt aantal bezoekers, bieden onvoldoende steun voor het oordeel, dat de gezaghebber een met het verbieden van het optreden vergelijkbaar resultaat had kunnen bereiken. Zoals ter zitting toegelicht door de gezaghebber is Bonaire een kleinschalig eiland met een op die schaalgrootte afgestemd politiekorps dat, zeker op de drukke zaterdagavond als waarop het evenement plaatsvond, over verscheidene plekken verdeeld moest worden en ook dat capaciteitsprobleem het bevel noodzakelijk maakte. Verder is het bevel proportioneel te achten. De vergunning voor het openbare feest is niet verder beperkt dan voor het bereiken van het doel van het bevel, het wegnemen van de ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde, vereist.
3.4. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen heeft het Gerecht het bevel en de vergunning, voor zover die strekt tot afwijzing van het optreden van de artiest, ten onrechte vernietigd. De betogen slagen. De hogerberoepsgrond, dat het Gerecht de gezaghebber in de gelegenheid had moeten stellen de geconstateerde gebreken te herstellen, behoeft daarom geen bespreking meer.