Uitspraak
Procesverloop
Overwegingen
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin het verzet tegen een eerdere uitspraak ongegrond werd verklaard. De appellante had in 2016 een vergunning aangevraagd bij de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten, maar deze vergunning werd in augustus 2016 ingetrokken. De appellante heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit werd door de Bank ongegrond verklaard. In een eerdere uitspraak van het Gerecht in augustus 2017 werd het beroep van de appellante niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van beroepsgronden. Vervolgens heeft de appellante in januari 2019 verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar ook dit verzet werd ongegrond verklaard.
De appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van 22 januari 2019, waarin het Gerecht het verzet ongegrond verklaarde. Het Hof heeft de zaak op 11 november 2019 behandeld. De appellante betoogde dat het Gerecht een brief naar het verkeerde adres had gestuurd, waardoor zij niet in staat was om tijdig beroepsgronden aan te voeren. Het Hof oordeelt echter dat de appellante op de hoogte was van de termijn voor het indienen van beroepsgronden en dat het Gerecht terecht heeft geoordeeld dat het verzet ongegrond is. Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.