ECLI:NL:OGHACMB:2020:54

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 februari 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
H-196/2019
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake invoer van hennep met een aanzienlijke hoeveelheid

Op 10 februari 2020 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in hoger beroep in de strafzaak tegen de verdachte, die op 22 oktober 2018 opzettelijk 197.647,2 gram hennep heeft ingevoerd. De verdachte was eerder door het Gerecht in eerste aanleg van Aruba op 24 mei 2019 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zijn raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak, terwijl de procureur-generaal het vonnis heeft willen bevestigen. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht vernietigd en het bewezen verklaarde als opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening verdovende middelen gekwalificeerd. Het Hof oordeelde dat de verdediging niet voldoende onderbouwd was en dat de verdachte op de hoogte moest zijn geweest van de hennep aan boord van de boot. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan een deel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Het Hof heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Zaaknummer: H-196/2019

Parketnummer: P-2018/10531
Uitspraak: 10 februari 2020 Tegenspraak

Verkort vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 24 mei 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1952 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in Aruba.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. F.A.P.M. van Deutekom, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof kan zich op onderdelen niet met het vonnis waarvan beroep verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het Hof het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
hij op of omstreeks 22 oktober 2018 in Aruba opzettelijk 197.647,2 gram hennep, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, heeft ingevoerd al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Landsverordening verdovende middelen en/of bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad.
Verweren verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat aan de verdachte het recht is ontnomen om [naam 1] en [naam 2] als getuige te horen, omdat die personen in vrijheid zijn gesteld en, zo begrijpt het Hof, daardoor niet meer in Aruba aanwezig zijn. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen van de verdachte niet goed vanuit het Spaans naar het Nederlands zijn vertaald.
Het Hof overweegt als volgt.
Van de verdediging mag worden verlangd dat duidelijk en gemotiveerd wordt betoogd tot welk rechtsgevolg hetgeen is aangevoerd dient te leiden. Alleen op een zodanig verweer is de rechter gehouden een met redenen omklede beslissing te geven. Het Hof is van oordeel dat de verdediging niet aan voornoemd vereiste heeft voldaan en zal daarom het verweer passeren.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks22 oktober 2018 in Aruba opzettelijk 197.647,2 gram hennep,
althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I,heeft ingevoerd
al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Landsverordening verdovende middelen en/of bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat hij bij het vertrek uit Colombia en tijdens de boottocht naar Aruba niet wist dat er hennep aan boord van de boot was. Ook toen een medeverdachte tassen over boord gooide, wist hij niet dat de tassen verdovende middelen bevatten. Dat zag hij pas toen hij en de medeverdachten werden aangehouden door de kustwacht van Aruba.
Het Hof begrijpt het verweer van de verdachte aldus dat hij meent dat het opzet niet kan worden bewezen en overweegt als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt van de navolgende feiten en/of omstandigheden:
  • de verdachte is door ene [naam huurder] ingehuurd om de boot met pakketten naar Aruba te varen;
  • de verdachte zou voor de tocht van Colombia naar Aruba en weer terug twee miljoen Colombiaanse pesos krijgen (ong. 590 USD);
  • de pakketten werden door [naam huurder] naar de boot gebracht. [naam huurder] ging zelf niet aan boord;
  • de pakketten roken naar hennep;
  • de boot waarin de verdachten rond middernacht – dus in het donker – voeren had geen verlichting, geen naam en geen registratienummer;
  • toen de verdachte en de medeverdachten naar Aruba onderweg waren en een andere boot zagen, besloten zij terug te varen. Toen de andere boot uit het zicht was, zijn zij weer doorgevaren naar Aruba;
  • toen de kustwacht – met sirene en zwaailicht aan – zich in de richting van de boot begaf, veranderde de kapitein plotseling van koers en vermeerderde hij vaart;
  • daarna werden twee grote tassen door de andere verdachte over boord gegooid en voldeed de kapitein niet aan de opdracht van de kustwacht om het vaartuig tot stoppen te brengen. Pas nadat de kustwacht vier waarschuwingsschoten had gelost, bracht de kapitein het vaartuig tot stilstand;
  • de verdachte bestuurde op dat moment de boot;
  • zowel de tassen en pakketten die aan boord van de boot zijn aangetroffen, als de tassen die door de kustwacht uit het water zijn gehaald, bleken achteraf hennep te bevatten.
Uit deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, is het Hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte heeft geweten dat de tassen en pakketten die aan boord van de boot en in het water zijn aangetroffen, hennep bevatten. Het Hof acht het verweer van de verdachte daarom niet aannemelijk. Daarbij heeft het Hof tevens betrokken dat het een feit van algemene bekendheid is dat met boten vanaf het vaste land van Zuid-Amerika, waaronder met name Venezuela en Colombia, verdovende middelen worden overgevaren naar Aruba. Het verweer wordt daarom verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 4, eerste lid, aanhef, onder b en A van de Landsverordening verdovende middelen en strafbaar gesteld in artikel 11, eerste lid, aanhef, onder a, van die verordening.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, van de Landsverordening verdovende middelen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van ruim 197 kilogram hennep. Gelet op deze grote hoeveelheid was de hennep bestemd voor de handel. De verdachte bekommerde zich kennelijk in het geheel niet om de schadelijke gevolgen die de handel in en het gebruik van drugs met zich brengen voor de samenleving en was enkel uit op eigen financieel gewin.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken, geven aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Daarnaast dient het voorwaardelijke deel van de straf als stok achter de deur om de verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Het Hof is, na alles te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20 en 1:21 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. D. Radder, W.J. Geurts-de Veld en H. de Doelder leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide, (zittings)griffier, en op 10 februari 2020 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.