ECLI:NL:OGHACMB:2020:36
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis in kort geding met betrekking tot een woning
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 18 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis. De appellante, die in Aruba woont, was oorspronkelijk gedaagde in een kort geding dat op 30 oktober 2019 door het Gerecht in eerste aanleg van Aruba was gewezen. In dat vonnis was haar bevolen om haar woning uiterlijk drie maanden na de uitspraak te ontruimen. De appellante heeft in hoger beroep verzocht om schorsing van dit vonnis, met de stelling dat zij niet in staat is om de proceskosten te dragen en dat zij met haar kind in de woning woont.
Het Hof heeft vastgesteld dat de appellante toestemming heeft gekregen om kosteloos te procederen. Bij de beoordeling van de schorsingsvordering heeft het Hof de maatstaf van de Hoge Raad toegepast, waarbij het belang van de appellante bij behoud van de woning zwaarder weegt dan het belang van de geïntimeerde, die als vertegenwoordiger van een vennootschap optreedt. Het Hof heeft geoordeeld dat de appellante voldoende argumenten heeft aangedragen om aan te nemen dat zij na de overdracht van de aandelen in de vennootschap recht heeft op de woning, en dat er geen huurovereenkomst bestaat.
Het Hof heeft de tenuitvoerlegging van het vonnis geschorst voor de duur van het hoger beroep en verklaard dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is. De beslissing omtrent de kosten is gereserveerd tot het eindvonnis in het hoger beroep. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.