In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaren voor poging tot doodslag. De verdachte heeft op 24 april 2019 een auto beschoten waarin onder andere zijn ex-vriendin zat. Het Gerecht heeft in zijn vonnis beslissingen genomen over de vordering tot tenuitvoerlegging en schadevergoeding van een benadeelde partij. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, waarbij zijn raadsvrouw de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie heeft bepleit en heeft gepleit voor vrijspraak van de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten. Het Hof heeft de zaak onderzocht en kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. Het Hof heeft de bewijsmotivering verbeterd en geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd de inzittenden van de auto van het leven te beroven door op hen te schieten. Het Hof heeft de strafmaat in het nadeel van de verdachte aangescherpt, rekening houdend met eerdere veroordelingen en het feit dat hij tijdens een proeftijd opnieuw strafbare feiten heeft gepleegd. Uiteindelijk heeft het Hof het vonnis van het Gerecht bevestigd, met enkele aanvullingen op de motivering.