In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 3 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte was eerder op 2 oktober 2019 veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij een zwaardere straf heeft gevorderd. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het kennisnam van de vordering van de procureur-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. Het Hof heeft besloten het vonnis van het Gerecht te bevestigen, met uitzondering van de kwalificatiebeslissing en de straf. Het Hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 11 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De straf is gebaseerd op de ernst van de feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen en een aanzienlijke hoeveelheid hennep. Het Hof heeft rekening gehouden met de reeds uitgevoerde werkstraf en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.