Uitspraak
1.de naamloze vennootschap WATAPANA N.V.,
[APPELLANT SUB 2],
MADURO& CURIEL’S BANK N.V.,
CURADO TRUST (TORTOLA) LTD.,
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een geschil tussen de naamloze vennootschap Watapana N.V. en de Maduro & Curiel’s Bank N.V. (MCB) en Curado Trust (Tortola) Ltd. (CTT). De zaak betreft een hoger beroep dat door Watapana en een andere appellant is ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin zij vorderingen hadden ingesteld tegen MCB en CTT. De appellanten vorderden onder andere schadevergoeding voor vermogensschade die zij zouden hebben geleden door de handelingen van de betrokken banken. De procedure begon met een kredietrelatie tussen Watapana en MCB, waarbij een debetstand van ruim NAf 268.000,- was ontstaan. De appellanten stelden dat MCB en CTT hoofdelijk aansprakelijk waren voor deze schade, terwijl de banken de vorderingen betwistten en afwijzing vroegen.
Tijdens de procedure werd onder andere de rol van [appellant sub 2] als ultimate beneficial owner van Watapana en de communicatie tussen hem en de bankmedewerkers besproken. Het Hof oordeelde dat de getuigenverklaring van een bankmedewerker geloofwaardig was en dat er geen sprake was van een fout van de banken. Het Hof bevestigde dat de banken mochten vertrouwen op de verklaringen van [appellant sub 2] en dat er geen schending van de zorgplicht was vastgesteld. Het Hof concludeerde dat de vorderingen van Watapana en [appellant sub 2] in het principaal appel faalden en dat zij de kosten van het geding dienden te dragen. Het incidenteel appel van CTT werd eveneens afgewezen, en het Hof bevestigde de kostenveroordelingen aan beide zijden.