ECLI:NL:OGHACMB:2020:329

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
H-115/2019, P-2017/09993
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een vonnis in hoger beroep inzake medeplegen van poging tot moord en diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba op 9 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar werd wel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 maanden voor andere feiten. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld, maar het Hof oordeelde dat hij niet-ontvankelijk was in het beroep voor de vrijspraak. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal met geweld en poging tot moord, gepleegd op 26 augustus 2017 in Aruba. De rol van de verdachte werd als significant beschouwd, aangezien hij de overval had georganiseerd en de uitvoerders had aangestuurd. Het Hof heeft de gevangenisstraf verlaagd naar 57 maanden, rekening houdend met de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht en de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de rol van de verdachte als brein achter de overval.

Uitspraak

Zaaknummer: H-115/2019
Parketnummer: P-2017/09993
Uitspraak: 9 november 2020 Tegenspraak
Vonnis
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) van 20 juni 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van in beslag genomen voorwerpen en vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Nu alleen de verdachte hoger beroep heeft ingesteld en de verdachte door het Gerecht is vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde, is verdachte in zoverre niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde beroep. Echter, gelet op wat ter terechtzitting in hoger beroep is verhandeld, verstaat het Hof dat hoger beroep door hem als te zijn beperkt tot de in het vonnis gegeven beslissingen ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het vonnis waarvan beroep dat aan het oordeel van het Hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. F.A.M.P. van Deutekom, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. D.G. Illes, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en – in zoverre opnieuw rechtdoende – de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 54 maanden. Zijn vordering behelst voorts dat het Hof de gevangenneming van de verdachte zal bevelen.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde. Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof kan zich op onderdelen niet met het vonnis waarvan beroep verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het Hof het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
1.
dat hij op of omstreeks 26 augustus 2017 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden, in elk geval enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan de juwelierszaak [juwelierszaak] en [eigenaar juwelierszaak], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en verdachtes mededader(s), welke diefstal werd voorafgagaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijker te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en verdachtes mededaders(s):
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en gericht gehouden en
  • de handen van die [slachtoffer 2] met een stropdas heeft/hebben vastgebonden en
  • die [slachtoffer 2] een vuistslag tegen zijn hoofd heeft/hebben gegeven en
  • die [slachtoffer 1] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen zijn hoofd heeft/hebben geslagen.
(artikelen 2:291 jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en een of meer anderen
op of omstreeks 26 augustus 2017 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden, in elk geval enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan de juwelierszaak [juwelierszaak] en [eigenaar juwelierszaak], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en verdachtes mededader(s), welke diefstal werd voorafgagaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijker te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en verdachtes mededaders(s):
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
  • een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de richting van het bovenlichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht en gericht gehouden en
  • de handen van die [slachtoffer 2] met een stropdas heeft/hebben vastgebonden en
  • die [slachtoffer 2] een vuistslag tegen zijn hoofd heeft/hebben gegeven en
  • die [slachtoffer 1] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen zijn hoofd heeft/hebben geslagen.
welk feit verdachte
  • in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 26 augustus 2017 in Aruba opzettelijk heeft uitgelokt door giften en beloften en door het verschaffen van gelegenheid en middelen en inlichtingen, althans
  • bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 26 augustus 2017 op Aruba medeplichtig is geweest door
- het opzettelijk behulpzaam zijn bij het plegen van het misdrijf en
- het opzettelijk verschaffen van gelegenheid en middelen en inlichtingen tot het plegen van het misdrijf,
welke uitlokking, althans medeplichtigheid hierin heeft bestaan dat verdachte en/of zijn mededaders
  • aan die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en mededader(s) heeft medegedeeld dat er sieraden weggenomen konden worden bij de juwelierszaak [juwelierszaak] en [naam eigenaar] en die juwelierszaak aan die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en mededader(s) heeft aangewezen en
  • samen met die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en mededader(s) de overval heeft gepland en besproken en
  • samen met die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en mededader(s) de plaats van de overval heeft verkend en
  • een vervoermiddel, te weten een auto (pick-up merk Nissan en gekentekend [kentekennummer]) heeft verschaft om de overval te plegen aan die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en mededader(s) en
  • die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] en mededader(s) naar de plaats van het misdrijf heeft begeleid;
(artikel 2:291 / 2:294 jo. Artikel 1:123, althans jo artikel 1:124 van het Wetboek van Strafrecht)
althans indien ten aanzien van het vorenstaande geen veroordeling mocht (kunnen) volgen
dat hij op of omstreeks de periode van 1 juli 2017 tot en met 26 augustus 2017 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten een diefstal met geweld in vereniging en/of afpersing in vereniging, als omschreven in artikelen 2:291 en 2:294 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk een vervoermiddel, te weten een auto, en een voorwerp, te weten een vuurwapen bestemd tot het begaan van dat misdrijf/die misdrijven, heeft verworven en voorhanden heeft gehad
(artikelen 2:291 en 2:294 jo artikel 1:120 van het Wetboek van Strafrecht)
2.
dat hij op of omstreeks 26 augustus 2017 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een auto (pick-up van het merk Nissan type double-cabin en gekentekend [kentekennummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar auto], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, waarbij hij en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en de weg te nemen goed onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking van een valse sleutel
(artikel 2:288 jo artikel 2:289 Sub a en b van het Wetboek van Strafrecht).
Bewezenverklaring
Het Hof acht - op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd - wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1 primair
hij op
of omstreeks26 augustus 2017 in Aruba tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden,
in elk geval enige goederen, geheel of ten deletoebehorende aan de juwelierszaak [juwelierszaak] en [eigenaar juwelierszaak],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en verdachtes mededader(s), welke diefstal werd voorafgagaan en vergezeld
en gevolgdvan geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijker te maken
en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren,welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en verdachtes mededaders
(s
):
  • een vuurwapen,
  • een vuurwapen,
  • de handen van die [slachtoffer 2] met een stropdas
  • die [slachtoffer 2] een vuistslag tegen zijn hoofd
  • die [slachtoffer 1] met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen zijn hoofd heeft/hebben geslagen.
Feit 2
hij op
of omstreeks26 augustus 2017 te Aruba, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een auto
(pick-up van het merk Nissan type double-cabin en gekentekend [kentekennummer]
),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [eigenaar auto],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders,
waarbij hij en zijn mededaders
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en verbreking van een valse sleutel.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
1. [slachtoffer 1] heeft op 26 augustus 2017 aangifte gedaan en heeft bij die gelegenheid als volgt verklaard:
“Heden omstreeks 13.15 uur was ik samen met twee medewerkers in de juwelenzaak ‘[juwelierszaak]’ toen twee mannen binnen liepen. Ik zag dat één van hen een vuurwapen in zijn rechterhand vasthield. Kort daarna liep een derde man binnen. Overvaller 1 kwam naar mij toe en hield het vuurwapen gericht op mijn bovenlichaam en begon alles uit de uitstalkast weg te nemen en in de tas van overvaller 2 te steken. Ze hebben een grote hoeveelheid polshorloges en halskettingen weggenomen.” [2]
2.slachtoffer 2] heeft op 26 augustus 2017 aangifte gedaan en heeft bij de gelegenheid verklaard als volgt verklaard:
“Heden omstreeks 13.15 uur stond ik binnen bij de voordeur van [juwelierszaak]. Op dat moment kwam een man de juwelierszaak binnen en richtte een vuurwapen op mijn bovenlichaam. Ik zag dat twee andere mannen ook de juwelierszaak waren binnengestapt. Overvaller 2 probeerde mijn handen met mijn das achter mijn rug vast te binden. Overvaller 2 heeft mij een klap met zijn tot vuist gebalde hand op mijn hoofd gegeven. Overvaller 2 heeft mijn handen vastgebonden. Overvaller 1 heeft alle sieraden uit de uitstalkasten weggenomen en heeft deze in een rugtas geplaatst. Ik zag dat overvaller 3 alle sieraden die achter de toonbank aan de muur hingen wegnam. Ik zag dat de overvaller de rugzak met als inhoud hetgeen door hen was weggenomen, meenam. Ik zag dat ten westen van de juwelierszaak een grijze pick-up met een man die optrad als bestuurder, op de drie overvallers stond te wachten. De overvallers zijn in de pick-up met kentekenplaat [kentekennummer] gestapt en deze reed weg. [3]

3.[eigenaar juwelierszaak] heeft op 28 augustus 2017 als volgt verklaard:

“Ik ben eigenaar van ‘[juwelierszaak]’ gevestigd op Aruba. Op 26 augustus 2017 vertelde een medewerker mij dat zojuist een overval in mijn juwelierszaak was gepleegd. Niemand had het recht noch mijn toestemming om de aan mij toebehorende sieraden weg te nemen.” [4]

4.[medeverdachte 1] heeft op 31 augustus 2017 als volgt verklaard:

“[bijnaam medeverdachte 3], [bijnaam medeverdachte 4], [medeverdachte 2] en ik zijn vanuit Venezuela naar Aruba gereisd met de bedoeling om de gewapende overval op Aruba te plegen. [Bijnaam verdachte] kwam ons ophalen. [Medeverdachte 2], [bijnaam medeverdachte 4] en ik zijn samen met [bijnaam verdachte] in de auto van [bijnaam verdachte] op stap gegaan. [Bijnaam verdachte] ging ons de juwelierszaak aanwijzen en begon zijn plan aan ons uit te leggen. Wij reden langs de juwelierszaak waar wij de gewapende overval moesten plegen. [bijnaam verdachte] heeft tegen ons gezegd dat er veel dure sieraden en polshorloges lagen. Hierna bracht [bijnaam verdachte] ons naar het [locatie]. Gedurende een week gingen wij verschillende keren samen met [bijnaam verdachte] de juwelierszaak verkennen. Gedurende de week had [bijnaam verdachte] het hele plan aan ons voorgelegd. Hij had ons verteld dat hij een vuurwapen in zijn bezit hadt, dat hij dat aan ons zou lenen om de gewapende overval te plegen, dat wij een auto moesten gaan stelen om hiermee de overval te plegen, dat wij [bijnaam verdachte] tijdens de vlucht moesten ontmoeten om hem het vuurwapen en de door ons weggenomen sieraden te overhandigen, dat wij hierna naar een stadion moesten gaan om de gestolen auto achter te laten en dat wij in een andere auto van een vriend moesten stappen om weg te vluchten. [Bijnaam verdachte] heeft ons alle ontmoetingspunten aangewezen.
[Bijnaam verdachte] heeft ons verteld dat zijn vriend ons zou transporteren en dat hij op ons zou wachten. [Bijnaam verdachte] heeft ons gezegd dat een vriend van hem als uitkijk in de omgeving zou rondrijden.
[Bijnaam verdachte] kwam ons op zaterdag halen om een auto te gaan stelen en we zijn naar een grote blauwe winkel gegaan. [Bijnaam verdachte] stapte uit en liep naar een pick-up toe. [Bijnaam verdachte] heeft de pick-up geopend waarna [medeverdachte 2] deze wegnam. [Medeverdachte 2] trad op als bestuurder van de gestolen pick-up. [Bijnaam medeverdachte 4], [bijnaam medeverdachte 3] en ik zijn in de pick-up gestapt en wij reden in de richting van de juwelierszaak. Ik had het vuurwapen van [bijnaam verdachte] in mijn bezit. [Bijnaam medeverdachte 4], [bijnaam medeverdachte 3] en ik stapten uit de pick-up en liepen de juwelierszaak binnen. [Medeverdachte 2] bleef in de pick-up op ons wachten. Ik ben de juwelierszaak binnengestapt met het vuurwapen in mijn hand. [Medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] hebben juwelen en polshorloges weggenomen. Hierna zijn we naar de pick-up gerend en hebben wij zoals afgesproken [bijnaam verdachte] ontmoet en hebben aan hem het vuurwapen en de sieraden overhandigd. Na vier dagen kwam [bijnaam verdachte] ons ophalen en heeft ons naar het [locatie] gebracht. Hij heeft gezegd dat hij zou zorgdragen voor eten en dat hij de sieraden zou verkopen en dat hij geld zou wisselen zodat hij ons kon betalen. Ik heb een IPhone die [bijnaam verdachte] aan mij heeft gegeven. Ik heb drieduizend Amerikaanse dollars van [bijnaam verdachte] ontvangen. [5]
5.Op 1 september 2017 is [medeverdachte 1] aan een fotoconfrontatie onderworpen. Verbalisanten hebben naar aanleiding hiervan als volgt geverbaliseerd:
“Gedurende deze confrontatie herkende de verdachte de man afgedrukt op foto nummer 5 en verklaarde hierna dat hij deze man met zekerheid herkent als “[bijnaam verdachte]” en dat “[bijnaam verdachte]” degene is die de overval op juwelierszaak “[juwelierszaak]” heeft beraamd.
Op foto nummer 5 staat [verdachte], geboren te Aruba op [geboortedatum] 1988.” [6]

6.[medeverdachte 4] heeft op 16 september 2017 het volgende verklaard:

“Ik ben met [bijnaam medeverdachte 3] naar Aruba gereisd. [Medeverdachte 2] heeft ons aan een Arubaan voorgesteld. De Arubaan heeft aan ons gevraagd of wij bereid waren om een gewapende overval voor hem te plegen en heeft tegen ons gezegd dat hij ons hiervoor veel geld zou betalen. De Arubaan had zijn plan duidelijk aan ons uitgelegd. Hij heeft tegen ons gezegd dat wij vooral polshorloges vanuit de uitstalkasten in de juwelierszaak moesten wegnomen. Ik werd door [medeverdachte 2] opgehaald in een pick-up. [Bijnaam medeverdachte 3] had besloten om mee te gaan om de overval te plegen. Wij zijn in de richting van de juwelierszaak gereden. [Medeverdachte 1] en [bijnaam medeverdachte 3] zijn uit de pick-up gestapt en zijn in de richting van de juwelierszaak gelopen en ik ben de juwelierszaak binnengestapt. Ik had een tas om de weggenomen sieraden in te plaatsen. Ik heb horloges meegenomen. We zijn hierna weer in de pick-up gestapt en [medeverdachte 2] reed hierna meteen weg en heeft in een straat geparkeerd om de zwarte tas aan de Arubaan te overhandigen. Ik heb de tas aan de Arubaan overhandigd. De Arubaan heeft ons voedsel gebracht. [7]
7.Op 16 september 2017 is [medeverdachte 4], bijgenaamd [bijnaam medeverdachte 4], aan een fotoconfrontatie onderworpen. Verbalisanten hebben naar aanleiding hiervan als volgt geverbaliseerd:
“Gedurende deze confrontatie herkende de verdachte de man afgedrukt op foto nummer 1. Op foto 1 staat de foto van de verdachte [verdachte], geboren te Aruba op [geboortedatum] 1988. [Medeverdachte 4] verklaarde hierna dat hij de man afgedrukt op foto 1 met zekerheid herkent als de Arubaan die de gewapende overval heeft beraamd die zij hebben gepleegd.” [8]

8.[medeverdachte 2] heeft op 7 september 2017 als volgt verklaard:

“Ik trad op als bestuurder van de pick-up van het merk “Nissan”. [Bijnaam verdachte] is de opdrachtgever en de beramer van deze gewapende overval. Hij heeft zelfs een schets van de overval voor ons gemaakt en heeft ons uitgelegd welke juwelen wij vanuit de zaak moesten wegnemen. [Bijnaam verdachte] heeft een keer tegen mij gezegd dat hij werk voor me had en of ik meer mannen kon zoeken die bereid waren om het werk te verrichten. Met werk bedoelde [bijnaam verdachte] overvallen plegen. [Bijnaam verdachte] heeft tegen mij gezegd dat hij voor ons transport naar Aruba en ons verblijf en voedsel zou zorgen. [Bijnaam verdachte] heeft tegen mij gezegd dat hij mij tienduizend Amerikaanse dollars zou betalen als ik als bestuurder van de vluchtauto zou optreden.” [9]
9.[eigenaar auto] heeft op 26 augustus 2017 aangifte gedaan en bij die gelegenheid als volgt verklaard:
“Heden omstreeks 12.15 uur parkeerde ik de pick-up van het merk het merk Nissan type double cab, grijs van kleur en voorzien van de kentekenplaat [kentekennummer] op de parkeerplaats van [zaak] te [adres zaak]. Dit motorvoertuig is van mij. Ik heb de contactsleutel uit de schakelaar genomen en de ramen en deuren en alle portieren met slot en sleutel gesloten. Heden omstreeks 12.30 uur bleek het motorvoertuig verdwenen te zijn. Ik heb nog steeds de contactsleutel in mijn bezit. Ik heb aan niemand toestemming gegeven om het voertuig weg te nemen of te gebruiken.” [10]
Overwegingen omtrent het bewijs
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de medeverdachten bij de politie weliswaar voor de verdachte belastende verklaringen hebben afgelegd, maar dat ieder van hen ter terechtzitting in eerste aanleg op hun politieverklaringen is teruggekomen. Zij zouden hebben afgesproken – uit angst voor de daadwerkelijke dader - om, in strijd met de waarheid, een grote rol aan de verdachte toe te dichten. De belastende politieverklaringen van de medeverdachten dienen daarom van het bewijs te worden uitgesloten. Het overige bewijs schiet te kort voor een veroordeling wegens medeplegen.
Het Hof overweegt als volgt.
Voor zover het pleidooi van de raadsman een betwisting inhoudt van de bruikbaarheid van door medeverdachten tijdens het vooronderzoek afgelegde verklaringen overweegt het hof als volgt. Het kan zijn dat een medeverdachte in de eigen strafzaak een de verdachte belastende politieverklaring heeft herroepen of op onderdelen heeft “ingetrokken”. De processuele betekenis daarvan is in de regel betrekkelijk, immers de behandeling van de zaken tegen de verdachte en zijn medeverdachten vindt doorgaans gelijktijdig, maar niet gevoegd plaats, met gevolg dat door de verdachte telkens is verklaard in de eigen strafzaak en niet ook in de strafzaak tegen een medeverdachte. Het onderhavige geval vormt op die regel geen uitzondering. Daarbij komt, dat in het strafdossier van verdachte geen proces-verbaal is gevoegd waarin die “intrekking” is neergelegd. In zoverre neemt het Hof de mededeling van de raadsman voor kennisgeving aan. Het Hof stelt evenwel vast dat de procureur-generaal in die gestelde “intrekking” geen aanleiding heeft gezien om deze medeverdachte(n) als getuige op te roepen met het oog op een verhoor in de onderhavige strafzaak, terwijl een verzoek tot een verhoor van die medeverdachte(n) als getuige(n) door de verdediging niet is gedaan, niet voorafgaand aan noch ter terechtzitting in hoger beroep. Bij die stand van zaken staat wat door de raadsman naar voren is gebracht op zichzelf beschouwd niet in de weg aan het bewijsgebruik van die verklaringen.
Daarmee blijft de vraag naar de betrouwbaarheid en daarmee de bruikbaarheid voor het bewijs van de door de medeverdachten bij de politie afgelegde verklaringen.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van een afgelegde verklaring is onder meer relevant of de verklaring steun vindt in objectieve feitelijke gegevens, of deze verklaring ‘uit zichzelf’ (dat wil zeggen zonder wetenschap vooraf van hetgeen uit onderzoek reeds naar is gekomen) is afgelegd, of de verklaring op onderdelen steeds consistent is en of deze bevestiging vindt in de verklaringen van andere betrokkenen. Daarnaast kan een mogelijk motief voor het afleggen van een verklaring een rol spelen.
[medeverdachte 1] heeft tijdens zijn eerste politieverhoor op 31 augustus 2017, slechts enkele dagen na de overval, bij de politie een consistente, zeer gedetailleerde en authentieke verklaring afgelegd. Gelet op dit korte tijdsverloop, is niet aannemelijk geworden dat [medeverdachte 1] daarvóór met de overige verdachten heeft afgestemd, in strijd met de waarheid, een aanzienlijke rol aan de verdachte toe te dichten. [Medeverdachte 1] is bovendien open geweest over zijn eigen aandeel en heeft derhalve geen kenbaar belang om de verdachte ten onrechte te belasten. De verklaring van [medeverdachte 1] staat voorts niet op zich, maar vindt zowel op essentiële onderdelen als op detailniveau bevestiging in objectieve feitelijke gegevens en andere verklaringen. Zo heeft de politie met [medeverdachte 1] de in zijn verklaring genoemde woningen en ontmoetingsplaatsen bezocht waarbij [medeverdachte 1] in staat is gebleken om de juwelierszaak in kwestie aan te wijzen, evenals de locatie waar de pick-up is gestolen ([zaak]) en de woningen waar de overige betrokkenen (destijds) verbleven. [11] Daarnaast vindt de verklaring van [medeverdachte 1] bevestiging in de verklaringen van medeverdachten in die zin dat deze verklaringen elkaar over en weer aanvullen en ondersteunen. Op grond van het voorgaande heeft het Hof geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de politieverklaring van [medeverdachte 1] van 31 augustus 2017 en de politieverklaringen van de andere medeverdachten te twijfelen. Nu het Hof deze verklaringen betrouwbaar acht, zal het Hof deze verklaringen bezigen voor het bewijs.
Uit deze verklaringen komt naar voren dat de verdachte heeft georganiseerd dat mannen uit Venezuela zijn gekomen om de overval feitelijk te plegen, dat hij deze mannen na aankomst uit Venezuela heeft opgehaald, met hen de omgeving van juwelierszaak heeft verkend, een vuurwapen heeft verstrekt om bij de overval te gebruiken, de feitelijke overvallers als tegenprestatie geld in het vooruitzicht heeft gesteld en deze plegers na de overval heeft gehuisvest en hun voedsel heeft gebracht. Kortom: dat de verdachte ‘’het brein’ achter deze overval is geweest. Dat de verdachte niet betrokken is geweest bij de uitvoering van de overval zelf, wordt naar het oordeel van het Hof dan ook ruimschoots gecompenseerd door de intellectuele bijdrage die hij heeft geleverd. De rol van de verdachte is derhalve van voldoende gewicht geweest om hem als medepleger aan te merken. Het Hof zal het onder 1 primair ten laste dan ook bewezen verklaren.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:289 juncto 2:291 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijker te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:289 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
De procureur-generaal acht de door het Gerecht opgelegde straf in beginsel passend, maar heeft erop gewezen dat de verdachte 229 dagen zonder geldige titel in voorlopige hechtenis heeft verbleven. Dit voorarrest zal reeds op grond van artikel 1:62 van het Wetboek van Strafrecht van de opgelegde straf worden afgetrokken. Dit verzuim rechtvaardigt echter daarenboven een strafkorting van drie maanden. Volgens de procureur-generaal is bovendien een strafkorting van nogmaals drie maanden aangewezen vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, zodat de verdachte dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden met aftrek van het (onrechtmatige) voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte niet zal worden veroordeeld tot een straf waardoor hij opnieuw gedetineerd zal raken. De behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep heeft te veel tijd inbeslaggenomen. Bovendien heeft de verdachte na jaren zijn leven inmiddels weer op orde. Detentie zal de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte op onaanvaardbare wijze doorkruisen, aldus de raadsman.
Het Hof komt tot de volgende strafoplegging.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee misdrijven, waarvan de gewapende overval op een juwelierszaak de autodiefstal in ernst doet verbleken. Bij de overval is een vuurwapen gericht op de medewerkers van de juwelierszaak en is een medewerker vastgebonden. Er is een grote hoeveelheid juwelen buitgemaakt die - ook later - niet meer is teruggevonden.
De verdachte en zijn mededaders hebben aldus bij de slachtoffers in zeer hevige mate angst en leed veroorzaakt en bovendien grote financiële schade veroorzaakt. Slachtoffers van dergelijke misdrijven lijden vaak langdurig onder de lichamelijke en psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis. Bovendien leiden dergelijke strafbare feiten tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving van Aruba.
De rol van de verdachte bij deze overval springt direct in het oog: even aanzienlijk als kwalijk. Het plan voor deze overval kwam uit zijn koker. Hij is met het oog op de verwezenlijking daarvan op een geraffineerde wijze te werk gegaan, onder meer door Venezolanen illegaal naar Aruba te laten komen om voor hem het vuile werk op te knappen en aldus zelf zoveel mogelijk feitelijk buiten beeld te kunnen blijven.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De verdachte is bovendien, zo blijkt uit zijn strafkaart, reeds eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Het Hof rekent het de verdachte aan dat hij hiervan niet heeft geleerd, maar opnieuw de fout is ingegaan.
Gelet op het voorgaande is het Hof van oordeel dat de door het Gerecht opgelegde gevangenisstraf van 60 maanden in beginsel recht doet aan deze zaak.
Ook de periode van 229 dagen die de verdachte zonder geldige titel in detentie heeft doorgebracht, zal het Hof op de voet van zodat artikel 1:62 van het Wetboek van Strafrecht in zijn geheel in mindering hebben te brengen op de op te leggen straf. Anders dan de procureur-generaal, ziet het in het enkele aspect van hechtenis zonder geldige titel geen aanleiding tot enige compensatie door vermindering van de op te leggen straf.
Het Hof stelt vast dat er sprake is van een schending van het recht van de verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 Europees verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. Bij de op de redelijkheid te beoordelen termijn is van belang dat de verdachte op 4 juli 2018 hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht en dat de behandeling in tweede aanleg eerst vandaag – aldus niet binnen twee jaren – met een eindvonnis is afgerond. Voor deze overschrijding van ruim vier maanden zijn geen feiten of omstandigheden aan te wijzen die deze overschrijding kunnen billijken of rechtvaardigen. Het Hof is daarom van oordeel dat deze overschrijding in dit geval tot strafvermindering moet leiden, in die zin dat de op te leggen gevangenisstraf met drie maanden moet worden verminderd.
Al het voorgaande in aanmerking nemend, is het Hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 57 maanden passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld. Hetgeen de raadsman overigens heeft aangevoerd geeft het Hof geen aanleiding om deze straf verder te matigen.
Het Hof ziet geen aanleiding om de gevangenneming van de verdachte te bevelen, zoals door de procureur-generaal is gevorderd, zodat die vordering wordt afgewezen.
In beslag genomen voorwerpen
Het Hof is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen mobiele telefoon (Samsung), de simkaart (Digicel), de geldbedragen ($302 en Afl. 960), een mobiele telefoon (zilverkleurig, Samsung) en een mobiele telefoon (zwartkleurig, oud model, Samsung) Daarom zal daarvan de teruggave worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit luidde ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht voor zover aan het oordeel van het Hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
57 (zegge: zevenenvijftig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave van de in beslag genomen mobiele telefoon (Samsung), de simkaart (Digicel), de geldbedragen ($302 en Afl. 960), een mobiele telefoon (zilverkleurig, Samsung) en een mobiele telefoon (zwartkleurig, oud model, Samsung).
wijst af de vordering tot gevangenneming.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.J.M. van Gink, R. Veldhuisen en H. de Doelder, leden van het Hof, bijgestaan door mr. H. van der Schaft, (zittings)griffier, en op 9 november 2020 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba.
Mr. Van Gink is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het eindproces-verbaal van het Korps Politie Aruba, Divisie Algemene Recherche, Team Bijzondere projecten, geregistreerd onder onderzoeksnaam “[onderzoeksnaam]”.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 26 augustus 2017 bijlage AMB-1.1..
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 26 augustus 2017, bijlage AMB 1.2.
4.Proces-verbaal van aangifte d.d. 28 augustus 2017, bijlage ‘aangiftes’.
5.Proces-verbaal van verhoor van 31 augustus 2017, bijlage V-02.5.
6.Proces-verbaal van fotoconfrontatie van 5 september 2017, bijlage AMB 3.1.
7.Proces-verbaal van verhoor van 16 september 2017, bijlage V-07.8.
8.Proces-verbaal van fotoconfrontatie van 16 september 2017, bijlage AMB 3.6.
9.Proces-verbaal van derde verhoor van 7 september 2017, bijlage V-03-7.
10.Proces-verbaal van aangifte van 26 augustus 2017, bijlage AMB 1-4..
11.Proces-verbaal plaatsaanwijzing met verdachte [medeverdachte 1] van 1 september 2017, bijlage 2.1.