In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 3 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden voor het opzettelijk voorhanden hebben van hennep. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting heeft de procureur-generaal, mr. R.H. den Haan, gevorderd dat het vonnis van het Gerecht zou worden bevestigd, terwijl de raadsvrouw van de verdachte, mr. S.R. Bommel, pleitte voor vrijspraak.
Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de bewezenverklaring van het Gerecht niet in stand kon blijven. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 oktober 2017 in zijn woning in Sint Maarten 453 gram hennep in zijn bezit had. Dit werd aangetroffen tijdens een politieonderzoek. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.
Bij de strafoplegging heeft het Hof rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het Hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.