ECLI:NL:OGHACMB:2020:324

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
16 augustus 2021
Zaaknummer
H 180/19
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging en nieuwe rechtspraak inzake opzettelijk voorhanden hebben van hennep

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 3 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden voor het opzettelijk voorhanden hebben van hennep. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting heeft de procureur-generaal, mr. R.H. den Haan, gevorderd dat het vonnis van het Gerecht zou worden bevestigd, terwijl de raadsvrouw van de verdachte, mr. S.R. Bommel, pleitte voor vrijspraak.

Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de bewezenverklaring van het Gerecht niet in stand kon blijven. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 oktober 2017 in zijn woning in Sint Maarten 453 gram hennep in zijn bezit had. Dit werd aangetroffen tijdens een politieonderzoek. Het Hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Bij de strafoplegging heeft het Hof rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het Hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Zaaknummer: H 180/19

Parketnummer: 100.00387/17
Uitspraak: 3 december 2020 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 6 maart 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1980 in de [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], adres: [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht een beslissing genomen ten aanzien van een vordering tot tenuitvoerlegging. Deze vordering is in hoger beroep niet aan de orde.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.R. Bommel, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof komt tot een andere bewezenverklaring dan het Gerecht. Het vonnis kan daarom niet in stand blijven.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
hij op of omstreeks 4 oktober 2017 te Sint Maarten,
tezamen in en vereniging, althans alleen
in zijn bezit heeft gehad, aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend,
ongeveer 453 gram, in elk geval en hoeveelheid, hennep, althans hars die uit
hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die
uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish), zijnde hennep een
middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening en/of in de Regeling
aanwijzing gecontroleerde middelen AB 2013, GT nr. 255.
Formele voorvragen
Het Hof stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks4 oktober 2017 te Sint Maarten,
tezamen in en vereniging, althans alleen
in zijn bezit heeft gehad,aanwezig heeft gehad
en/of heeft aangewend,
ongeveer 453 gram
in elk geval en hoeveelheid,hennep,
althans hars die uit
hennep wordt getrokken, althans een gebruikelijke bereiding waaraan de hars die
uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt (zoals hashish),zijnde hennep een
middel als bedoeld in artikel 1 Opiumlandsverordening en
/ofin de Regeling
aanwijzing gecontroleerde middelen AB 2013, GT nr. 255.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit vonnis.
Bewijsoverwegingen
Op 4 oktober 2017 heeft de politie tijdens een doorzoeking in de woning van de verdachte een (vacuüm)zak met - wat later bleek - 453 gram hennep in beslag genomen. De hennep werd aangetroffen op het bed in de slaapkamer van de verdachte.
Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte aanwezig heeft gehad 453 gram hennep.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde feit wordt als volgt gekwalificeerd:
handelen in strijd met het in artikel 4, eerste lid, onder B van de Opiumlandsverordening 1960 gegeven verbod
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft in zijn woning een grote hoeveelheid -bijna een halve kilo- hennep aanwezig gehad. Het Hof neemt in aanmerking dat hennep een voor de gezondheid van gebruikers daarvan schadelijke stof is. Het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt
Het Hof weegt bij de strafoplegging in het nadeel van de verdachte mee dat de verdachte al eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit en hij het feit heeft gepleegd in een proeftijd van een eerdere veroordeling.
Het Hof zal in strafmatigende zin afwijken van de vordering van de procureur-generaal, omdat niet ten laste is gelegd en dus niet bewezen is verklaard het
opzettelijkaanwezig hebben van een hoeveelheid hennep.
Alles afwegend is het Hof van oordeel dat na te noemen straf passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 4 en 11 van de Opiumlandsverordening 1960.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
4 [vier] maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.C.B. Hubben, S.A. Carmelia en A.J.M. van Gink, leden van het Hof, bijgestaan door mr. M. Witteman, (zittings)griffier, en op 3 december 2020 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao Sint Maarten.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.