ECLI:NL:OGHACMB:2020:321

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
12 augustus 2021
Zaaknummer
100.00459/19 H-29/2020
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor het voorhanden hebben van een luchtdrukpistool en bedreiging met een vuurwapen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin de verdachte op 20 februari 2020 werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 80 uren. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een luchtdrukpistool en bedreiging met een vuurwapen. De officier van justitie stelde hoger beroep in, waarbij hij een zwaardere straf eiste. Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte van de bedreiging met een vuurwapen vrijgesproken moest worden, omdat er onvoldoende bewijs was. Echter, het Hof achtte het wel bewezen dat de verdachte het luchtdrukpistool voorhanden had. Het Hof oordeelde dat het voorhanden hebben van een luchtdrukpistool, dat voor bedreiging kan worden gebruikt, een ernstige zaak is en dat er streng moet worden opgetreden. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden en een taakstraf van 240 uren. Het Hof besloot ook dat het in beslag genomen luchtdrukpistool onttrokken moest worden aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Uitspraak

Zaaknummer: H-29/2020

Parketnummer: 100.00459/19
Uitspraak: 3 december 2020 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 20 februari 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats]
adres: [adres] te [woonplaats].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren en tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht een beslissing genomen ten aanzien van het in beslag genomen voorwerp.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.H. den Haan en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.H.M. Ibrahim, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het Hof ten aanzien van feit 1 tot een andere beslissing komt en zich om die reden niet kan verenigen met de opgelegde straf en de motivering daarvan.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
1.
bij op of omstreeks 26 augustus 2019 in Sint Maarten,
[slachtoffer] beeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht en/of met zware mishandeling en/of met mishandeling met
gebruikmaking van een (vuur)wapen,
immers beeft bij, verdachte, toen en aldaar opzettelijk dreigend een
(vuur)wapen op die [slachtoffer] gericht en/of die [slachtoffer]
onopgemerkt gevolgd en een (vuur)wapen tegen de taille, althans
bet lichaam, van die [slachtoffer] gehouden/gericht en/of
(daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: " ik zal/ ga je schieten", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2.
hij op of omstreeks 26 augustus 2019 in Sint Maarten,
op de openbare weg, te weten de [openbare weg 1] en/of de [openbare weg 2],
een luchtdruk pistool, althans een voor bedreiging of afdreiging geschikte
(vuur)wapen, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en
afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen,
voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak van feit 1
In het onder 1 ten laste gelegde feit wordt de verdachte verweten dat hij:
  • een vuurwapen op [slachtoffer] heeft gericht en/of
  • een vuurwapen tegen de taille, althans het lichaam van die [slachtoffer] heeft gehouden/gericht en/of
  • (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd: “ik zal/ga je schieten”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het Hof is met het Gerecht en de procureur-generaal van oordeel dat de verdachte ten aanzien van de gedragingen als vermeld onder de laatste twee gedachtestreepjes dient te worden vrijgesproken, omdat daarvoor onvoldoende wettig bewijs voorhanden is.
Het Hof is echter, anders dan het Gerecht en de procureur-generaal, van oordeel dat de verdachte ook van de gedraging als vermeld onder het eerste gedachtestreepje dient te worden vrijgesproken. Uit het dossier volgt weliswaar dat de verdachte zijn hand met daarin het vuurwapen ophief, wellicht om het vuurwapen op [slachtoffer] te richten, maar dat het vuurwapen uit zijn hand viel. Aldus kan evenmin wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte het vuurwapen op [slachtoffer] heeft gericht, zodat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij
op ofomstreeks 26 augustus 2019 in Sint Maarten,
op de openbare weg, te weten de [openbare weg 1]
en/of de [openbare weg 2],
een luchtdrukpistool, althanseen voor bedreiging of afdreiging geschikt
(vuur)wapen, zijnde eenvoorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen,
voorhanden heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van een in artikel 3 van de Vuurwapenverordening gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Vuurwapenverordening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting, onder meer uit het de verdachte betreffende voorlichtingsrapport opgemaakt door de reclassering, naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onbevoegd voorhanden hebben van een luchtdrukpistool. Dergelijke wapens zijn geschikt voor bedreiging of afdreiging en kunnen leiden tot, voor potentiële slachtoffers, bedreigende situaties. Dat het niet om een echt vuurwapen gaat, maakt dat niet anders, omdat dat niet zonder meer kenbaar is voor iemand die niet deskundig is op het gebied van wapens. Ook het voorhanden hebben van een dergelijk wapen veroorzaakt gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de kleinschalige samenleving van Sint Maarten. Tegen dit bezit dient daarom streng te worden opgetreden.
Het Hof zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden en zal in het voordeel van de verdachte uitgaan van het bezit van het wapen in huis omdat het bewezenverklaarde in de nabijheid van zijn huis plaatsvond. In die categorie wordt bij een first offender – zoals verdachte – als indicatie een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, gegeven.
Het Hof weegt als strafverzwarende omstandigheden mee dat de verdachte het wapen onder bezwarende omstandigheden voorhanden heeft gehad. Hij heeft het wapen immers in de avonduren aan [slachtoffer 1] getoond en hem daarmee vrees aangejaagd.
Het Hof ziet in de omstandigheid dat het geen “echt” vuurwapen betrof en in persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken, aanleiding om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Daar staat wel tegenover dat het Hof de maximale werkstraf én een voorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen, dat laatste teneinde de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het Hof, is na een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt in de door het Gerecht opgelegde straf. Het Hof is van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van na te melden duur passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Onder de verdachte is een zilverkleurig luchtdrukpistool met een bruinkleurig handvat van het merk “WinGun 321” in beslag genomen en nog niet teruggegeven.
Voornoemd voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van dat voorwerp is immers in strijd met de wet. Het Hof zal het voorwerp daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:74 en 1:75 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) urenindien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een zilverkleurig luchtdrukpistool met een bruinkleurig handvat van het merk “WinGun 321”.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.J.M. van Gink, W.J. Geurts-de Veld en
R. Veldhuisen, leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide (zittings)griffier, en op 3 december 2020 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.