ECLI:NL:OGHACMB:2020:32

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 januari 2020
Publicatiedatum
6 maart 2020
Zaaknummer
EUX201800063 - EUX2018H00007
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over afstemmingsregel in civiele zaken met betrekking tot de Staat der Nederlanden

In deze zaak, die voorligt bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, betreft het een kort geding dat is aangespannen door een aantal appellanten, waaronder de vereniging Progressive Labor Party of Sint Eustatius, tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De zaak is geregistreerd onder de nummers EUX201800063 en EUX2018H00007 en de uitspraak is gedaan op 17 januari 2020.

De procedure is voortgekomen uit een eerdere bodemprocedure waarin dezelfde vorderingen zijn gedaan. Het Hof verwijst naar een tussenvonnis van 17 mei 2019 en stelt dat het Gerecht in de bodemprocedure op 22 oktober 2019 uitspraak heeft gedaan. De appellanten hebben pleitaantekeningen overgelegd en de gemachtigden van de Staat hebben producties toegevoegd. Het Hof heeft partijen de gelegenheid gegeven om de uitspraak van de bodemrechter over te leggen en hun standpunt hierover kenbaar te maken.

Het Hof benadrukt de afstemmingsregel, die inhoudt dat de rechter in kort geding zijn beslissing dient af te stemmen op het oordeel van de bodemrechter, ongeacht de status van dat oordeel. Er zijn echter uitzonderingen mogelijk, bijvoorbeeld als het vonnis van de bodemrechter op een misslag berust of als er sprake is van gewijzigde omstandigheden. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn opgedragen om de benodigde akte in te dienen. De volgende rolzitting is gepland op 14 februari 2020.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2020
Registratienummers: EUX201800063 - EUX2018H00007
Uitspraak: 17 januari 2020

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curacao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
IN KORT GEDING
in de zaak van:

1.[APPELLANT SUB 1],

2. [
[APPELLANTE SUB 2]
2. [
[APPELLANT SUB 3]
2. [
[APPELLANT SUB 4]
2. [
[APPELLANT SUB 5]
2. [
de vereniging PROGRESSIVE LABOR PARTY OF SINT EUSTATIUS,
wonend dan wel gevestigd in Sint Eustatius,
oorspronkelijk eisers,
thans appellanten,
procederend in persoon,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties),
met zetel in Den Haag (Nederland),
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimideerde,
gemachtigden: mrs. C.R. Rutte en J.W.H. van Wijk.
De partijen worden hierna [appellante sub 1] c.s. en de Staat genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Voor het verloop tot dan toe verwijst het Hof naar zijn tussenvonnis van 17 mei 2019.
1.2.
Op 23 augustus 2019, de voor schriftelijk pleidooi bepaalde dag, hebben [appellante sub 1] c.s. en de gemachtigden van de Staat pleitaantekeningen overgelegd. Bij die van de gemachtigden van de Staat zijn (tevoren aan [appellante sub 1] c.s. gezonden) producties gevoegd.
1.3.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1.
In rov. 4.2-4.3 van het bestreden vonnis refereert het Gerecht aan een door [appellante sub 1] c.s. aangespannen bodemprocedure waarin in grote lijnen hetzelfde gevorderd zou zijn als in het onderhavige kort geding.
2.2.
Het is het Hof ambtshalve bekend dat het Gerecht in deze bodemprocedure op 22 oktober 2019 (EUX201800049) uitspraak heeft gedaan.
2.3.
Partijen krijgen de gelegenheid bij akte deze bodemuitspraak over te leggen en zich uit te laten over de betekenis ervan voor het onderhavige kort geding.
2.4.
Het Hof wijst erop dat naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad de rechter die in kort geding beslist op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de bodemrechter een vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, in beginsel zijn vonnis dient af te stemmen op het oordeel van die bodemrechter, ongeacht of dit oordeel is gegeven in een tussenvonnis of in een eindvonnis, in de overwegingen of in het dictum van het vonnis, en ongeacht of het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan (zogenaamde ‘afstemmingsregel’). Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit uitgangspunt. Dit zal het geval kunnen zijn indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht, alsook indien sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter, ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen. Deze regel geldt ook ten aanzien van het hoger beroep in kort geding.
2.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.Beslissing

Het Hof:
- draagt partijen op de in rov. 2.3 bedoelde akte te nemen;
- verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van het Hof in Sint Maarten van 14 februari 2020 om 8.30 uur;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.B. van den Enden, F.W.J. Meijer en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 17 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.