ECLI:NL:OGHACMB:2020:316

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
H-206/2019
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Penitentiair strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis Gerecht in eerste aanleg met betrekking tot mishandeling en onttrekking van minderjarige

Op 3 december 2020 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De zaak betreft een verdachte die eerder was veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 120 uren, met bijzondere voorwaarden, voor mishandeling van twee vrouwen in de relationele sfeer en het onttrekken van zijn minderjarige dochter aan het wettig gezag. De procureur-generaal heeft hoger beroep ingesteld en gevorderd dat het Hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van drie jaren. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg bevestigd, maar de opgelegde straf en de motivering daarvan vernietigd. Het Hof oordeelt dat de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt in de door het Gerecht opgelegde straf. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige mishandeling en heeft zich verzet tegen de politie. Het Hof legt de verdachte een taakstraf van 120 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder deelname aan therapie. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

Zaaknummer: H-206/2019

Parketnummers: 100.00116/18; l 100.00283/19; 100.00453/19
Uitspraak: 3 december 2020 Verstek

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 26 september 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],
adres: [adres] te [woonplaats].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 2 en 6 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 3, 4, 5 en 7 ten laste gelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren. Daarbij heeft het Gerecht bijzondere voorwaarden gesteld.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.H. den Haan.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder 1, 3, 4, 5 en 7 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 120 uren, met aftrek van voorarrest alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. De procureur-generaal heeft daarbij gevorderd om de bijzondere voorwaarden te stellen die door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met uitzondering van de straf en de motivering daarvan. In zoverre zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd.
Oplegging van straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de mate waarin de gedragingen aan de verdachte te verwijten zijn en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander onder meer uit het de verdachte betreffende reclasseringsrapport naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van twee vrouwen in de relationele sfeer. De verdachte heeft zijn ex-vriendin hard tegen haar been geduwd en haar duim omgedraaid, waaraan zij blauwe plekken op haar been heeft overgehouden. Daarnaast heeft hij zijn toenmalige vriendin met kracht bij de keel vastgepakt en met zijn vuist tegen haar been geslagen. Dit agressieve grensoverschrijdende gedrag getuigt van een totaal gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Zij hebben door het handelen van de verdachte angstige momenten moeten doormaken en pijn ondervonden.
Toen de politie op de melding van de vechtpartij tussen de verdachte en zijn (toenmalige) vriendin afkwam, heeft de verdachte zich met geweld tegen de verbalisanten verzet. Dergelijk gedrag is ernstig, niet alleen omdat hiermee het werk van de politie wordt bemoeilijkt, maar ook omdat de desbetreffende ambtenaren daardoor in hun gezag worden aangetast.
Daarnaast heeft de verdachte zijn minderjarige dochter onttrokken aan het wettig over haar gestelde gezag door haar, zonder toestemming van de moeder, midden in de nacht uit de woning van de moeder mee te nemen. Door aldus te handelen heeft hij de minderjarige buiten het bereik en de invloedsfeer van de moeder gebracht. Om in de woning te komen heeft hij bovendien een raam vernield. Dit alles moet voor moeder en kind een angstaanjagende ervaring zijn geweest.
Het Hof, is na een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de ernst van het bewezenverklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt in de door het Gerecht opgelegde straf. Het Hof is van oordeel dat de door de procureur-generaal gevorderde straffen passend en geboden zijn. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Daarbij overweegt het Hof dat uit voornoemd rapport van de reclassering volgt dat de verdachte openstaat voor het volgen van therapie, indien dit als voorwaarde aan hem wordt opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:45, 1:46, 1:136, 2:133, 2:246, 2:273 en 2:334 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
4 (vier) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
als
bijzondere voorwaardewordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal
gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de [naam organisatie 1], zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook als dat inhoudt dat de verdachte deelneemt aan de
Agressie Regulatie Training(ART) en dat hij
therapievolgt die is gericht op het onder controle houden van zijn emoties bij
[naam organisatie 2];
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 (twee) uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag.
Dit vonnis is gewezen door mrs. W.J. Geurts-de Veld, A.J.M. van Gink en
R. Veldhuisen, leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide (zittings)griffier, en op 3 december 2020 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.