ECLI:NL:OGHACMB:2020:315

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
100.001972
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten inzake voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 3 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte, geboren in 1998, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarbij een zwaardere straf werd gevorderd van 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht vernietigd, omdat het niet voldeed aan de eisen van artikel 402, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het Hof oordeelde dat de bewijsvoering onvoldoende was gemotiveerd en dat de kwalificatiebeslissing en de opgelegde straf niet in overeenstemming waren met de feiten. De verdachte had aanvankelijk bekend, maar later ontkend dat het wapen van hem was. Het Hof hechtte echter meer waarde aan de eerdere verklaringen van de verdachte en oordeelde dat het bewijs voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren.

De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, met 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren. Het Hof legde ook bijzondere voorwaarden op en beval de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen. De uitspraak benadrukt de ernst van het voorhanden hebben van een vuurwapen in de samenleving van Sint Maarten, waar dit soort feiten leidt tot gevoelens van onveiligheid.

Uitspraak

Zaaknummer: H-88/20

Parketnummer: 100.00197/20
Uitspraak: 3 december 2020 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 24 juni 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van voorarrest, alsmede tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van in beslag genomen voorwerpen.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Roseburg, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en – in zoverre opnieuw recht doende – de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren waaraan verbonden bijzondere voorwaarden, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat het vonnis niet voldoet aan het bepaalde in artikel 402, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) nu in het vonnis is volstaan met een enkele opsomming van de bewijsmiddelen en niet ook met een weergave van de inhoud daarvan. Dit leidt gelet op de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad ten aanzien van artikel 402, achtste lid, Sv tot nietigheid. Voorts kan het Hof zich niet verenigen met de kwalificatiebeslissing, de beslissing ten aanzien van het beslag en de aan de verdachte opgelegde straf en de motivering daarvan.
Formele voorvragen
Het Hof stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Tenlastelegging
De verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 april 2020, te Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten een Glock van het model "22" en van het kaliber ".40 S&W", met wapennummer "[wapennummer]", en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten twee scherpe patronen van het kaliber "40 S&W, voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks30 april 2020, te Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een vuurwapen, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten een Glock van het model "22" en van het kaliber ". 40 S&W", met wapennummer "[wapennummer]", en
/ofmunitie, in de zin van de Vuurwapenverordening, te weten twee scherpe patronen
van het kaliber "40 S&W, voorhanden heeft gehad.
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit vonnis.
Bewijsoverwegingen
De verdachte heeft bij de politie, en aanvankelijk op de terechtzitting in eerste aanleg, bekend dat hij het wapen voorhanden heeft gehad. Hij heeft tijdens die terechtzitting op enig moment zijn verklaring gewijzigd. Kort samengevat komt de ontkennende verklaring van de verdachte er op neer dat het wapen niet van hem is, maar dat hij de schuld op zich heeft genomen, omdat hij niet wilde “snitchen”. De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep in deze laatste verklaring volhard.
De raadsvrouw van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat, gelet op de ontkennende verklaring van de verdachte, niet kan worden bewezen dat de verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Het Hof hecht evenwel geen geloof aan de ontkennende verklaring van de verdachte, schuift die terzijde en overweegt daartoe als volgt. Ten eerste heeft de verdachte vanaf zijn eerste verhoor bij de politie tot enig moment ter terechtzitting in eerste aanleg consistent en gedetailleerd verklaard. De verdachte verklaarde onder meer over de reden waarom hij het wapen heeft aangeschaft, wat dat hem heeft gekost en dat hij degene was die het wapen, kort vóór zijn aanhouding, onder de auto heeft gelegd. Voorts valt niet in te zien waarom de verdachte zou “snitchen”(iemand verraden), nu hij ook verklaard heeft dat hij niet weet van wie het wapen was. Vorenstaande is de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep voorgehouden, maar hij heeft hieromtrent geen uitleg kunnen geven. Tot slot heeft het Hof bij zijn oordeel dat de ontkennende verklaring van de verdachte niet geloofwaardig is in aanmerking genomen dat de verdachte, na zijn ontkennende verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg bij de reclassering wederom heeft verklaard dat het vuurwapen van hem was en dat hij in paniek -toen hij de politie zag- het wapen onder de auto heeft verstopt omdat hij niet met het vuurwapen gevonden wilde worden.
Gelet op het voorgaande wordt het verweer verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in de artikelen 3 en 11 van de Vuurwapenverordening Het wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van een in artikel 3 van de Vuurwapenverordening gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met betrekking tot de ernst van het bewezenverklaarde wordt het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onbevoegd voorhanden hebben van een geladen vuurwapen op de openbare weg en dan ook nog tijdens de avondklok. Een dergelijk feit veroorzaakt gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de kleinschalige samenleving van Sint Maarten waar vuurwapenbezit niet zelden tot schietincidenten leidt met ernstige afloop. Tegen dit bezit dient daarom streng te worden opgetreden.
Het Hof rekent de verdachte zijn handelen dan ook zwaar aan en is gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde van oordeel dat slechts een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, als passende straf in aanmerking komt.
Het Hof zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt bij een first offender -zoals de verdachte - voor het bezit van een geladen vuurwapen op straat als indicatie een gevangenisstraf voor de duur van 21-24 maanden waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren gegeven. Het Hof ziet noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte -zoals daarvan onder meer blijkt uit het reclasseringsrapport d.d. 31 augustus 2020- aanleiding om in strafmatigende zin af te wijken van voornoemd oriëntatiepunt. Ook hetgeen de raadsvrouw tijdens de terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoonlijke omstandigheden en de persoon van de verdachte heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Teneinde te voorkomen dat de verdachte zich in de toekomst wederom schuldig zal maken aan een (soortgelijk) strafbaar feit zal het Hof het advies van de reclassering, zoals opgenomen in voornoemd rapport, inhoudende het verbinden van bijzondere voorwaarden aan een op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf deels overnemen.
Het Hof is, na een en ander te hebben afgewogen, van oordeel dat de door de procureur-generaal gevorderde straf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Onder de verdachte zijn in beslag genomen en nog niet teruggegeven de navolgende voorwerpen:
- een wapen Glock van het model "22" , kaliber ".40 S&W", met wapennummer "[wapennummer]", en
- 2 scherpe patronen.
Voornoemde voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is immers in strijd met de wet. Het Hof zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:22, 1:74, 1:75 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
21 (eenentwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel (een van) de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd:
- dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Justitiële Inrichtingen Bovenwinden Sint Maarten;
- dat de verdachte zich uiterlijk binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij de reclassering, Emmaplein 1 te Sint Maarten, en zich gedurende de proeftijd blijft melden bij deze instelling, zulks zolang de Reclassering dat noodzakelijk acht;
beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een wapen Glock van het model "22" ,van het kaliber ".40 S&W", met wapennummer "[wapennummer]";
- 2 scherpe patronen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.J.M. van Gink, M.C.B. Hubben en S.A. Carmelia, leden van het Hof, bijgestaan door mr. M. Witteman, (zittings)griffier, en op 3 december 2020 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
mrs. A.J.M. van Gink en M.C.B. Hubben, de griffier mr. M. Witteman en de uitspraakgriffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.