In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 3 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, voor verkrachting van zijn echtgenote. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarbij een zwaardere straf werd gevorderd. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, maar de opgelegde straf aangepast. Het Hof oordeelde dat de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen voor het slachtoffer niet voldoende tot uitdrukking kwamen in de eerdere straf. Het Hof heeft de gevangenisstraf verhoogd naar 38 maanden, met een voorwaardelijk deel van 10 maanden en een proeftijd van 3 jaren. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de persoon van de verdachte en de noodzaak van psychische hulp. Het Hof heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder deelname aan diagnostiek en behandeling.