ECLI:NL:OGHACMB:2020:314

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
100.00425/19
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis van gerecht in eerste aanleg ter zake van verkrachting met uitzondering van de opgelegde straf

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 3 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, voor verkrachting van zijn echtgenote. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarbij een zwaardere straf werd gevorderd. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, maar de opgelegde straf aangepast. Het Hof oordeelde dat de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen voor het slachtoffer niet voldoende tot uitdrukking kwamen in de eerdere straf. Het Hof heeft de gevangenisstraf verhoogd naar 38 maanden, met een voorwaardelijk deel van 10 maanden en een proeftijd van 3 jaren. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de persoon van de verdachte en de noodzaak van psychische hulp. Het Hof heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder deelname aan diagnostiek en behandeling.

Uitspraak

Zaaknummer: H-251/19

Parketnummer: 100.00425/19
Uitspraak: 3 december 2020 Verstek

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 20 november 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], adres: [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, waarvan 24 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren, waaraan verbonden bijzondere voorwaarden,
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de raadsman van de verdachte,
mr. M.K.A. Hart, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en – in zoverre opnieuw recht doende – de verdachte zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en met een proeftijd van 2 jaren, waaraan verbonden bijzondere voorwaarden.
De raadsman heeft verweer gevoerd tegen het opleggen van een hogere straf dan door het Gerecht is opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, omdat het Hof zich daarmee verenigt, behoudens ten aanzien van de straf en de motivering daarvan.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn echtgenote. Door aldus te handelen heeft de verdachte zeer ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, voor wie het bewezenverklaarde handelen van de verdachte buitengewoon vernederend en traumatisch moet zijn geweest. De verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van zijn echtgenote ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Slachtoffers van feiten als het onderhavige, lijden dikwijls nog geruime tijd onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Dergelijke feiten veroorzaken bovendien gevoelens van angst en onveiligheid, wat te meer geldt nu het feit zich heeft voltrokken in de echtelijke woning, een plek waar de echtgenote zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Hof overweegt dat de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, onvoldoende in de door het Gerecht opgelegde straf tot uitdrukking komen. Het Hof zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt voor een verkrachting als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren gegeven.
Het Hof is – met het Gerecht - van oordeel dat diagnostiek van en psychische hulp voor de verdachte geboden is, maar ziet daarin geen aanleiding om in straf-verlagende zin af te wijken van de oriëntatiepunten. Niet valt in te zien immers waarom die diagnostiek en psychische hulp niet kan plaatsvinden na een gevangenisstraf van een langere duur. De omstandigheid dat de verkrachting binnen het huwelijk heeft plaatsgevonden rekent het Hof de verdachte zwaar aan, zodat het komt tot een hogere straf dan in voornoemde oriëntatiepunten genoemd.
Het Hof heeft acht geslagen op het feit dat de verdachte nog niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en heeft kennisgenomen van de rapporten die omtrent de persoon van de verdachte zijn opgemaakt.
Het Hof zal bij de strafoplegging in het voordeel van de verdachte rekening houden met de omstandigheid dat de verdachte zijn gehele voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in een politiecel. Ofschoon het Huis van Bewaring te Point Blanche, in verband met de psychische problematiek van de verdachte niet de meest geschikte plaats voor hem was, is het verblijf in een politiecel, gelet op de detentieomstandigheden aldaar, gedurende een dergelijk lange periode onwenselijk. Om die reden komt het Hof in plaats van de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden.
Het Hof zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, zodat verdachte kan worden gediagnostiseerd en behandeld, zoals geadviseerd door de reclassering en de psycholoog. Het Hof ziet in de persoon van de verdachte aanleiding een proeftijd voor de duur van drie jaren aan het voorwaardelijk deel te verbinden.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht, behoudens ten aanzien van de straf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht als volgt;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
38 (achtendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf een gedeelte, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
Als bijzondere voorwaarden worden gesteld dat:
- de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Stichting Justitiele Inrichtingen Bovenwinden, ook als dat inhoudt deelname aan het vaststellen van een diagnose en een eventueel daaruit voortvloeiende ambulante behandeling bij de Mental Health Foundation, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
- de verdachte zich binnen een week na het ingaan van de proeftijd zal melden bij de Mental Health Foundation, adres: #1 Leopard Road, Cay Hill;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mrs. S.A. Carmelia, M.C.B. Hubben en A.J.M. van Gink, leden van het Hof, bijgestaan door mr. M. Witteman, (zittings)griffier, en op 3 december 2020 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.