ECLI:NL:OGHACMB:2020:313

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
100.00515/18
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep ter zake van moord met aanvulling van bewijs- en strafmaatoverwegingen

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 3 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien jaren voor moord. De procureur-generaal vorderde in hoger beroep een strafverhoging naar twintig jaren, terwijl de raadsvrouw pleitte voor vrijspraak. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, maar met aanvulling van bewijs- en strafmaatoverwegingen. Het Hof oordeelde dat de verklaring van de medeverdachte betrouwbaar was en dat deze steun vond in andere bewijsmiddelen, zoals verwijderde whatsappberichten tussen de verdachte en het slachtoffer. Het Hof overwoog dat de proceshouding van de verdachte laakbaar was, maar dat dit geen reden was om af te wijken van de oriëntatiepunten voor de strafmaat. Uiteindelijk werd de gevangenisstraf van achttien jaren gehandhaafd, met de toevoeging dat de redengeving van het vonnis werd aangevuld met relevante overwegingen.

Uitspraak

Zaaknummer:H-161/2019

Parketnummer: 100.00515/18
Uitspraak: 3 december 2020 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (hierna: het Gerecht) van 26 juni 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], adres: [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Sint Maarten.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het primair ten laste gelegde (moord) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. S.H.M. Ibrahim, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en – in zoverre opnieuw recht doende – de verdachte zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) jaren met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof zal het vonnis waarvan beroep onder aanvulling van gronden bevestigen. Het Hof kan zich namelijk verenigen met het vonnis waarvan beroep en met de redengeving waarop dit berust, maar is van oordeel dat die redengeving dient te worden aangevuld met bewijs- en strafmaatoverwegingen.
Aanvullende bewijsoverwegingen
Het Hof vult de bewijsoverwegingen van het Gerecht aan, met dien verstande dat:
a. de bewijsoverweging op pagina 18, in alinea 4, die thans luidt:
Nadat verdachte hem had aangewezen als de persoon van wie hij de telefoon had gekregen, heeft de politie onderzoek gedaan naar dit scenario, welk scenario niet bleek te kloppen.
als volgt komt te luiden:
Nadat de verdachte hem had aangewezen als de persoon van wie hij de telefoon die bewuste nacht had gekregen vlak na een telefoontje van de zijde van [medeverdachte], heeft de politie onderzoek gedaan naar dit scenario, welk scenario niet bleek te kloppen. [1]
de bewijsoverweging op pagina 19, in alinea 2, die thans luidt:
Tot slot is van belang dat verdachte woonachtig is op [adres 1] en dat het slachtoffer is aangetroffen op bij [adres 2].
als volgt komt te luiden:
Tot slot is van belang dat de verdachte woonachtig is op [adres 1] en dat het slachtoffer, op ongeveer 150 meter afstand van dat adres, is aangetroffen op [adres 2]. [2]
de bewijsmotivering, gelet op het door de raadsvrouw in hoger beroep gevoerde verweer, als volgt dient te worden aangevuld:
De raadsvrouw heeft in haar pleidooi strekkende tot vrijspraak aangevoerd dat de voor de verdachte belastende verklaring van [medeverdachte] niet geloofwaardig en onbetrouwbaar is, en, zo begrijpt het Hof, derhalve niet tot het bewijs kan worden gebezigd.
Het Hof acht voornoemde verklaring wel betrouwbaar en geloofwaardig, bezigt deze tot het bewijs en overweegt ter toelichting als volgt. De verklaring van [medeverdachte] staat – voor zover deze ziet op de betrokkenheid van de verdachte bij de moord op [slachtoffer] - niet op zichzelf, maar vindt op belangrijke onderdelen steun in andere gebezigde (objectieve) bewijsmiddelen. De verklaring van [medeverdachte], inhoudende dat de verdachte en [slachtoffer] met elkaar hadden afgesproken in de nacht van de moord, vindt immers steun in de op de telefoon van de verdachte aangetroffen (verwijderde) whatsappberichten tussen de verdachte en [slachtoffer] in de nacht van de moord. Uit die berichten blijkt dat de verdachte en [slachtoffer], rond het tijdstip waarop getuigen schoten hebben gehoord, hadden afgesproken elkaar te ontmoeten. [medeverdachte] heeft ook verklaard dat de verdachte en [slachtoffer] die nacht met elkaar hadden afgesproken in verband met een deal over autovelgen, hetgeen de verdachte in zijn verklaring op de terechtzitting in eerste aanleg heeft bevestigd. De verdachte verklaarde bij die gelegenheid dat hij in de bewuste nacht, vlak vóór de moord, contact had met [slachtoffer] en dat de uitgewisselde whatsappberichten over autovelgen gingen. Ook getuige [getuige] heeft verklaard dat de verdachte autovelgen voor [slachtoffer] moest regelen. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat [slachtoffer] en hij op de dag voorafgaand aan de moord contact hadden over een lening van 30 USDollar acht het Hof niet geloofwaardig, gelet op het voorgaande, in combinatie met het feit dat deze verklaring eerst in hoger beroep te berde wordt gebracht en geen steun vindt in het dossier.
Het Hof neemt voorts bij zijn oordeel dat de belastende verklaring van [medeverdachte] als betrouwbaar moet worden aangemerkt in ogenschouw dat deze op, naar het oordeel van het Hof, authentieke wijze tot stand is gekomen. [medeverdachte] heeft de verdachte in zijn eerste verhoren bij de politie uit de wind willen houden, omdat hij, naar eigen zeggen, geen “snitch” maar een vriend wilde zijn. [medeverdachte] is pas belastend over de verdachte gaan verklaren nadat hij werd geconfronteerd met de voor hem belastende verklaringen van de verdachte en het tussen hen gevoerde OVC-gesprek waaruit hem duidelijk werd dat de verdachte de schuld in zijn schoenen wilde schuiven.
Het verweer wordt verworpen.
Aanvulling strafmotivering
Het Gerecht heeft de verdachte voor het bewezenverklaarde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien jaren, met aftrek van voorarrest.
De procureur-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren met aftrek van voorarrest. Daartoe heeft hij – kort weergegeven – aangevoerd dat de proceshouding van de verdachte een strafverhogend effect moet hebben op de op te leggen straf.
Het Hof overweegt dat de proceshouding van de verdachte tijdens het voorbereidend onderzoek en de terechtzittingen weliswaar laakbaar is te noemen nu hij onschuldige derden is blijven belasten, doch dat dit geen reden is om ten nadele van de verdachte af te wijken van de gepubliceerde oriëntatiepunten waaruit volgt dat voor moord een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar tot uitgangspunt wordt genomen. Ook overigens ziet het Hof geen aanleiding een hogere straf aan de verdachte op te leggen.

BESLISSING

Het Hof:
bevestigt het vonnis van het Gerecht onder aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.C.B. Hubben, S.A. Carmelia en A.J.M. van Gink, leden van het Hof, bijgestaan door mr. M. Witteman, (zittings)griffier, en op 3 december 2020 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten
mr. A.J.M. van Gink, mr. M. Witteman en de uitspraakgriffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal bevindingen historische printgegevens d.d. 5 december 2018 (p. 662 e.v. einddosier) waaruit volgt dat er op 6 augustus 2018 tussen 00:05 uur en 10:38 uur geen gesprekken zijn gevoerd tussen de verdachte en [medeverdachte].
2.Proces-verbaal bevindingen afstand woning verdachte en PD d.d. 7 februari 2019 (p. 734 e.v. einddossier)