ECLI:NL:OGHACMB:2020:312

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
500.0054817
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep doodslag met aanpassing van de bewezenverklaring en strafmaat

Op 15 oktober 2020 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld tot 14 jaar gevangenisstraf voor doodslag. In hoger beroep heeft de procureur-generaal een gevangenisstraf van 16 jaar geëist. Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht bevestigd, maar de straf verhoogd naar 16 jaar, omdat de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking kwam in de eerdere straf. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte met opzet het slachtoffer, zijn neef, heeft doodgeschoten na een woordenwisseling. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft geprobeerd de schuld op het slachtoffer af te schuiven. Het Hof heeft de bewijsoverwegingen aangepast en de bewezenverklaring van feit 2 verbeterd, waarbij een kennelijke vergissing in de eerdere uitspraak werd gecorrigeerd. De beslissing van het Hof is genomen met eenparigheid van stemmen en is op 15 oktober 2020 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

Zaaknummer: H 189/2019

Parketnummer: 500.00548/17
Uitspraak: 15 oktober 2020 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) van 1 juli 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht een beslissing genomen ten aanzien van een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal, mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.N. Sulvaran, naar voren is gebracht. Voorts heeft het Hof kennisgenomen van hetgeen namens de benadeelde partij [benadeelde] in het kader van haar vordering tot schadevergoeding naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de straf en – in zoverre opnieuw recht doende – de verdachte zal veroordelen tot gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren met aftrek van voorarrest.
Door de verdediging is vrijspraak van het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde en ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van het onder 1 impliciet subsidiair ten laste gelegde bepleit. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof zal het vonnis waarvan beroep bevestigen, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf, en met:
  • verbeterde lezing van de bewezenverklaring van feit 2;
  • vervanging van de bewijsoverweging;
  • aanpassing van de overwegingen ten aanzien van de strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte;
  • aanvulling van de strafmaatoverweging.
Verbeterde lezing van de bewezenverklaring van feit 2
Het Gerecht heeft bij de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde de plaats (“te Curaçao”) doorgehaald. Naar het oordeel van het Hof kan dit niet anders dan een kennelijke vergissing zijn geweest. Het Hof leest de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde dan ook in die zin, dat de zinsnede “te Curaçao” bewezen is.
Vervanging van de bewijsoverweging
Het Hof vervangt de bewijsoverweging van het Gerecht met betrekking tot het opzet door de navolgende bewijsoverweging.

Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de verdachte met een pistool twee kogels op het bovenlichaam en het hoofd van het slachtoffer [slachtoffer] heeft afgevuurd terwijl het slachtoffer naar de verdachte toeliep [1] . Naar het oordeel van het Hof is deze handelwijze naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood van het slachtoffer, dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de bedoeling heeft gehad het slachtoffer dood te schieten en mitsdien vol opzet op diens dood heeft gehad.
Aanpassing van de overwegingen ten aanzien van de strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
De overwegingen ten aanzien van de strafbaarheid worden als volgt aangepast.
a. De eerste alinea op pagina 10 van het vonnis waarvan beroep (“
Vast staat (…) bevond.”) wordt geschrapt. In de tweede alinea wordt dientengevolge het woord “
Hiernaast” vervangen door “
Ten eerste”. In de derde alinea wordt vervolgens het woord “
Ten slotte” vervangen door “
Ten tweede”.
Na de derde alinea wordt de volgende overweging toegevoegd:

Met betrekking tot het verweer van de verdediging dat het lichaam van het slachtoffer na het neerschieten moet zijn verplaatst, is het Hof van oordeel dat zulks niet aannemelijk is geworden. In geen van de afgelegde getuigenverklaringen wordt gesproken over verplaatsing van het lichaam en bovendien wordt verplaatsing weerlegd door het aangetroffen bloedbeeld. In het proces-verbaal van forensisch onderzoek van 9 april 2018 hebben de verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] gerelateerd: “Het onderzoek voortzettende zagen wij, verbalisanten, dat van een bloedsporenbeeld leidende naar of van de plaats alwaar het slachtoffer lag geen sprake was. Rondom het hoofd van het slachtoffer had zich een grote plas bloed gevormd, kennelijk afkomstig uit de verwondingen. Dit doordat het slachtoffer na het bekomen van de verwonding zich niet noemenswaardig had verplaatst.” Tot slot heeft het Hof ter terechtzitting in hoger beroep op foto 39, opgenomen in een aanvullend proces-verbaal van 18 februari 2019, waargenomen dat het bloed onder het hoofd van het slachtoffer, afkomstig uit de uitschotwond van diens hoofd, onverstoord is.Het verweer wordt verworpen.
Aanvulling van de strafmaatoverwegingen en oplegging van straf
Het Hof vult de strafmaatoverweging als volgt aan.
Het Hof acht het zeer kwalijk dat de verdachte zijn eigen neef, met wie hij goed bevriend was, naar aanleiding van een volstrekt onbenullige ruzie (te weten een woordenwisseling gevolgd door een scheldpartij als gevolg waarvan de verdachte zich tegenover anderen gekleineerd voelde) met een doorgeladen wapen achterna is gereden en voor zijn eigen woning heeft doodgeschoten terwijl het slachtoffer naar de verdachte toeliep. Daarbij was sprake van vol opzet.
Voor zijn handelwijze neemt de verdachte geen enkele verantwoordelijkheid. Integendeel, hij tracht het kwalijke van zijn handelen af te wentelen op het slachtoffer, door in strijd met de waarheid te stellen dat het slachtoffer een wapen in de hand had, waardoor hij wel genoodzaakt was om te schieten. De nabestaanden van het slachtoffer wordt hierdoor extra leed toegevoegd.
Oplegging van straf
Het Hof, is na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt in de door het Gerecht opgelegde straf. Het Hof is – met eenparigheid van stemmen en met de procureur-generaal – van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
16 (zestien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bevestigt het vonnis van het Gerecht voor het overige, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.J.M. van Gink, S.A. Carmelia en W.J. Geurts-de Veld, leden van het Hof, bijgestaan door mr. R.J. Gras, zittingsgriffier, en op 15 oktober 2020 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.[getuige] heeft als getuige over het schietincident verklaard: “Ik heb het wapen gezien toen [bijnaam verdachte] zijn hand uit de auto stak. Ik zag de hand met het wapen uit de auto komen toen mijn oom (het Hof begrijpt: het slachtoffer) naar buiten kwam. Mijn oom liep naar de auto toe. Hij is naar de auto gelopen en daarna heeft [bijnaam verdachte] het wapen eruit gehaald. Mijn oom was bijna bij de auto.” (zie het proces-verbaal van 27 maart 2018, doorgenummerde dossierpagina’s 64-75).