ECLI:NL:OGHACMB:2020:308

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
100.00192/20 H-87/2020
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vuurwapenbezit en strafmaat in Sint Maarten

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 3 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren, voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij een zwaardere straf heeft gevorderd van 17 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.

Het Hof heeft het vonnis van het Gerecht vernietigd, omdat het niet voldeed aan de eisen van artikel 402, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 april 2020 een vuurwapen (merk: Glock, model: 26) en munitie voorhanden heeft gehad. Het Hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 17 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast zijn de in beslag genomen voorwerpen, waaronder het vuurwapen en de munitie, onttrokken aan het verkeer.

De uitspraak benadrukt de ernst van vuurwapenbezit in de samenleving van Sint Maarten en de noodzaak voor strenge straffen om de veiligheid te waarborgen. Het Hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geen aanleiding gezien om van de strafeisen af te wijken. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Zaaknummer: H-87/2020

Parketnummer: 100.00192/20
Uitspraak: 3 december 2020 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 24 juni 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], aan de [adres].
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft het Gerecht de verdachte veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen.
De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. R.H. den Haan, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.R. Bommel, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat het vonnis niet voldoet aan het bepaalde in artikel 402, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) nu in het vonnis is volstaan met een enkele opsomming van de bewijsmiddelen en niet ook met een weergave van de inhoud daarvan. Dit leidt gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad ten aanzien van artikel 402, achtste lid, Sv tot nietigheid. Voorts kan het Hof zich niet verenigen met de kwalificatiebeslissing, de beslissing ten aanzien van het beslag en de aan de verdachte opgelegde straf en de motivering daarvan.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
hij, op of omstreeks 24 april 2020 te Sint Maarten, een (vuist)vuurwapen (merk: Glock, model: 26, serie: # [wapennummer]), in elk geval een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening en/of één of meer (scherpe) patro(o)n(en) (kaliber: 9 mm), in elk geval munitie, voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het Hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
hij, op
of omstreeks24 april 2020 te Sint Maarten, een (vuist)vuurwapen (merk: Glock, model: 26, serie: # [wapennummer]),
in elk geval een vuurwapenin de zin van de Vuurwapenverordening en
/of één of meer(scherpe) patro
(o)n
(en
)(kaliber: 9 mm),
in elk geval munitie,voorhanden heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening.
Het wordt als volgt gekwalificeerd:
overtreding van een in artikel 3 van de Vuurwapenverordening gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting, onder meer uit het de verdachte betreffende voorlichtingsrapport opgemaakt door de reclassering, naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onbevoegd voorhanden hebben van een geladen vuurwapen op de openbare weg. Een dergelijk feit veroorzaakt gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de kleinschalige samenleving van Sint Maarten waar vuurwapenbezit niet zelden tot schietincidenten leidt met ernstige afloop. Tegen dit bezit dient daarom streng te worden opgetreden.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Hof zoekt aansluiting bij de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden. Daarin wordt bij een first offender – zoals verdachte – voor het bezit van een vuurwapen op straat als indicatie een gevangenisstraf voor de duur van 21-24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, gegeven. Anders dan het Gerecht kennelijk heeft overwogen wordt daarbij geen onderscheid gemaakt tussen het op straat dragen van een vuurwapen in een tas of op het lichaam van de verdachte.
Het Hof ziet noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om in strafmatigende zin af te wijken van voornoemd oriëntatiepunt. Ook hetgeen de raadsvrouw tijdens de terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
Het Hof, is na een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt in de door het Gerecht opgelegde straf en is gelet op het voorgaande van oordeel dat in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden is.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de procureur-generaal desgevraagd medegedeeld dat het openbaar ministerie ervan uitgaat dat de verdachte reeds de in eerste aanleg opgelegde werkstraf van 240 uren heeft verricht en daarom heeft hij de voorgenomen vordering van 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met vier maanden verminderd. Het Hof zal de procureur-generaal volgen in zijn vordering. De verdachte zal derhalve worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 3 jaren.
In beslag genomen voorwerpen
Onder de verdachte is een zwartkleurig vuistvuurwapen van het merk Glock van het model 26, serie # [wapennummer] met een bijbehorende patroonhouder inhoudende 9 scherpe patronen, in beslag genomen en nog niet teruggegeven.
Voornoemde voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is immers in strijd met de wet. Het Hof zal de voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:19, 1:20, 1:21, 1:74, 1:75 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
17 (zeventien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd, van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een zwartkleurig vuistvuurwapen van het merk Glock van het model 26, serie #[wapennummer] met een bijbehorende patroonhouder inhoudende 9 scherpe patronen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. A.J.M. van Gink, W.J. Geurts-de Veld en
R. Veldhuisen, leden van het Hof, bijgestaan door mr. A.F. van der Heide (zittings)griffier, en op 3 december 2020 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten.
De uitspraakgriffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.