Op 3 december 2020 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba uitspraak gedaan in hoger beroep in een strafzaak tegen de verdachte, die eerder door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten was vrijgesproken van poging tot doodslag, maar veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf voor zware mishandeling en verboden wapenbezit. De officier van justitie ging in hoger beroep tegen deze vrijspraak en vorderde een zwaardere straf. Tijdens de zitting heeft de procureur-generaal de vernietiging van het vonnis van het Gerecht gevorderd en een gevangenisstraf van vijf jaar geëist. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer en dat de poging tot doodslag niet bewezen kon worden.
Het Hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 mei 2019 in Sint Maarten met een machete meerdere keren op het slachtoffer heeft geslagen, wat leidde tot ernstige verwondingen. Het Hof oordeelde dat de eerdere vrijspraak niet houdbaar was en dat er voldoende bewijs was voor poging tot doodslag. Het beroep op noodweer werd verworpen, omdat de verdachte als agressor werd aangemerkt. Het Hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en verboden wapenbezit, en heeft de strafmaat vastgesteld op vier jaar gevangenisstraf, waarvan twee jaar voorwaardelijk, rekening houdend met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte. De vordering van de procureur-generaal tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis werd afgewezen, omdat de verdachte het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf al had ondergaan.