ECLI:NL:OGHACMB:2020:289

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
21 december 2020
Zaaknummer
EUX2018H00007
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake afstemmingsregel en proceskostenveroordeling

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep in kort geding. De appellanten, waaronder de Progressive Labor Party of Sint Eustatius, hebben hun zaak aangespannen tegen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De procedure is voortgevloeid uit eerdere vonnissen van het Gerecht, waaronder een vonnis van 22 oktober 2019, waarin de vorderingen van de appellanten in de bodemzaak werden afgewezen.

De appellanten hebben in hun hoger beroep geen nieuwe relevante vorderingen ingesteld die afwijken van de eerdere bodemzaak. Het Hof heeft vastgesteld dat het vonnis van de bodemrechter niet op een misslag berust en dat er geen spoedeisendheid is die een onmiddellijke beslissing rechtvaardigt. Bovendien is er geen sprake van gewijzigde omstandigheden die een andere beslissing rechtvaardigen.

Het Hof heeft daarom besloten om de afstemmingsregel toe te passen, zoals eerder besproken in een tussenvonnis van 17 januari 2020. Het bestreden kort gedingvonnis is bevestigd, en de appellanten zijn veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op NAf 6.000,- aan gemachtigdensalaris en NAf 1.365,- aan verschotten. De wettelijke rente over de proceskostenveroordeling is vanaf veertien dagen na de uitspraak verschuldigd, en de proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is uitgesproken op 11 december 2020 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2020
Registratienummers: EUX201800063 - EUX2018H00007
Uitspraak: 11 december 2020

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curacao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
IN KORT GEDING
in de zaak van:

1.[Appellant 1],

2. [
[Appellante 2],
2. [
[Appellant 3],
2. [
[Appellant 4],
2. [
[Appellant 5],
2. [ de vereniging
PROGRESSIVE LABOR PARTY OF SINT EUSTATIUS,
wonend dan wel gevestigd in Sint Eustatius,
oorspronkelijk eisers,
thans appellanten,
procederend in persoon,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties),
met zetel in Den Haag (Nederland),
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimideerde,
gemachtigden: mrs. C.R. Rutte en J.W.H. van Wijk.
De partijen worden hierna [Appellant c.s.] en de Staat genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Voor het verloop tot dan toe verwijst het Hof naar zijn tussenvonnissen van 17 mei 2019 en 17 januari 2020.
1.2.
Op 14 februari 2020 heeft de Staat een akte, met producties, genomen.
1.3.
Op 6 april 2020 hebben [Appellant c.s.] een akte, met producties, genomen.
1.4.
Vonnis is bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1.
Het vonnis van het Gerecht in de bodemzaak van 22 oktober 2019 (EUX201800049) is door partijen overgelegd.
2.2.
Het Hof heeft kennis genomen van dat vonnis. [Appellant c.s.] hebben in de bodemzaak geen relevant andere vorderingen ingesteld dan in het onderhavige kort geding.
2.3.
Het vonnis van de bodemrechter, waarin de vorderingen evenals in dit kort geding zijn afgewezen, berust niet klaarblijkelijk op een misslag. Ook is de kort gedingzaak niet dermate spoedeisend dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht. Er is evenmin sprake van een zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter, ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen.
2.4.
Uit het voorgaande volgt dat het Hof in dit kort geding toepassing moet geven aan de afstemmingsregel, waarvoor verwezen wordt naar het tussenvonnis van 17 januari 2020. Het bestreden kort gedingvonnis moet worden bevestigd. [Appellant c.s.] dienen de kosten van het hoger beroep te dragen.

3.Beslissing

Het Hof:
- bevestigt het bestreden kort gedingvonnis;
- veroordeelt [Appellant c.s.] hoofdelijk in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van de Staat gevallen en tot op heden begroot op NAf 6.000,- aan gemachtigdensalaris en NAf 1.365,- aan verschotten;
- bepaalt dat over het bedrag van de proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na de dag van de uitspraak van dit vonnis in hoger beroep;
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, F.W.J. Meijer en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 11 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.