Uitspraak
, de moeder.
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [Appellant] tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn kind, [Naam kind], is vastgesteld op Afl. 350,- per maand. [Appellant] heeft in hoger beroep aangevoerd dat zijn financiële situatie is verslechterd door lagere inkomsten en hogere lasten, onder andere als gevolg van de Covid-pandemie en de sluiting van het spuitbedrijf waar hij werkte. Hij heeft zijn financiële omstandigheden toegelicht, waaronder een vermindering van zijn salaris en extra lasten door een nieuwe lening voor IVF-behandelingen. Het Hof heeft vastgesteld dat de door [Appellant] aangevoerde feiten niet zijn weersproken en dat zijn totale maandelijkse lasten hoger zijn dan zijn inkomsten, waardoor hij momenteel geen draagkracht heeft om bij te dragen in de kosten van onderhoud en verzorging van [Naam kind]. Het Hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de Voogdijraad afgewezen, met de bepaling dat de bijdrage in de kosten van onderhoud en verzorging van [Naam kind] met ingang van heden op nihil wordt gesteld. De kosten van het geding worden gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt.