ECLI:NL:OGHACMB:2020:280

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
18 december 2020
Zaaknummer
CUR2020H00288
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding na intrekking hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door de appellant, vertegenwoordigd door mr. A.V.G. Rooijer, is ingetrokken. De appellant had eerder een kort geding aangespannen tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. RM.L. Conquet, en was in eerste aanleg in het ongelijk gesteld. De appellant heeft op 11 september 2020 hoger beroep aangetekend tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, maar heeft dit hoger beroep op 4 november 2020 ingetrokken. De geïntimeerde heeft vervolgens verzocht om een proceskostenveroordeling voor de kosten die hij in het hoger beroep heeft gemaakt. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft geoordeeld dat de intrekking van het hoger beroep moet worden opgevat als afstand doen van instantie. Aangezien de geïntimeerde kosten heeft moeten maken door het hoger beroep van de appellant, heeft het Hof de appellant veroordeeld in de proceskosten van de procedure. De kosten zijn begroot op NAf 4.000,- en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan op 15 december 2020.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2020
Registratienummers: CUR202002230-CUR2020H00288
Uitspraak: 15 december 2020
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
in het kort geding van:
[Appellant]
wonende te Curaçao,
in eerste aanleg eiser, thans appellant,
gemachtigde: mr. A.V.G. Rooijer,
tegen
[Geïntimeerde],
wonende te Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde.
gemachtigde: mr. RM.L. Conquet.
De partijen zullen hierna [Appellant] en [Geïntimeerde] worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor de procesgang in eerste aanleg en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) wordt verwezen naar het vonnis in kort geding van 11 september 2020 in de zaak met nummer CUR202002230 (hierna: het bestreden vonnis).
1.2
Bij akte van appel van 11 september 2020, ter griffie ontvangen op 14 september 2020, is [Appellant] tijdig in hoger beroep gekomen van het bestreden vonnis.
1.3
Bij op 1 oktober 2020 ingekomen memorie van grieven heeft [Appellant] vier grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de vordering van [Appellant] integraal zal toewijzen, met veroordeling van [Geïntimeerde] in de kosten van de procedure in beide instanties.
1.4
Bij memorie van antwoord, ontvangen op 30 oktober 2020, heeft [Geïntimeerde] de grieven bestreden en geconcludeerd dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, al dan niet onder verbetering/aanvulling van gronden, met veroordeling van [Appellant] in de kosten in beide instanties.
1.5
Bij e-mail van 4 november 2020 heeft mr. Rooijer namens [Appellant] het hoger beroep ingetrokken.
1.6
Mr. Conquet heeft bij e-mail van 4 november 2020 verzocht [Appellant] in de proceskosten in beide instanties te veroordelen en die proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
1.7
Met betrekking tot de proceskostenveroordeling hebben de advocaten van partijen vervolgens nog nader met het Hof en met elkaar per e-mail gecorrespondeerd.
1.8
Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Dat [Appellant] het hoger beroep heeft ingetrokken, zal worden verstaan als het afstand doen van instantie.
2.2
Het bericht van intrekking is gestuurd nadat een memorie van antwoord was ingediend door [Geïntimeerde]. [Geïntimeerde] heeft verzocht om een proceskostenveroordeling voor de door hem gemaakte kosten in hoger beroep. Het Hof zal, overeenkomstig de hoofdregel van artikel 60 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, [Appellant] in de proceskosten van deze procedure veroordelen. Er bestaat geen aanleiding van deze hoofdregel af te wijken. Immers, partijen hebben geen familieband met elkaar die volgens dat artikellid tot een kostencompensatie aanleiding kan geven en [Geïntimeerde] heeft door toedoen van [Appellant] in hoger beroep wel kosten moeten maken. Het door [Appellant] voorts nog aangevoerde in de e-mailcorrespondentie van de advocaten na de intrekking, geeft geen aanleiding tot een ander oordeel.

3.De beslissing

Het Hof:
- verstaat dat afstand van instantie is gedaan;
- veroordeelt [Appellant] in de kosten van dit geding in hoger beroep, gevallen aan de zijde van [Geïntimeerde], tot aan dit vonnis begroot op NAf 4.000,- (2 punten, tarief 5);
- verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.W. Scholte, Th.G Lautenbach en O. Nijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 15 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.