ECLI:NL:OGHACMB:2020:271

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
500.00193/18 H-183/2019
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dubbele doodslag en poging tot moord in schietpartij in kapperszaak te Curaçao

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 3 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een schietpartij op 23 mei 2018 in Curaçao. De verdachte werd beschuldigd van dubbele moord, maar het Hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor voorbedachten rade, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van de dubbele moord. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan dubbele doodslag en poging tot moord. De feiten van de zaak omvatten het opzettelijk schieten met een shotgun op drie slachtoffers, waarbij twee slachtoffers overleden en één ernstig gewond raakte. Het Hof concludeerde dat de verdachte met opzet en doelgericht handelde, wat leidde tot de bewezenverklaring van de doodslag en poging tot moord. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 30 jaar opgelegd, wat overeenkomt met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij het Hof de vorderingen tot schadevergoeding van enkele partijen gedeeltelijk toewijsde en andere niet-ontvankelijk verklaarde. De uitspraak benadrukt de ernst van het gebruik van vuurwapens en de gevolgen daarvan voor de samenleving.

Uitspraak

Zaaknummer: H 183/2019

Parketnummer: 500.00193/18
Uitspraak: 3 december 2020 Tegenspraak

Vonnis

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, (hierna: het Gerecht) van 16 augustus 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[VERDACHTE],

geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], volgens eigen opgave: [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Hoger beroep
Het Gerecht heeft de verdachte bij zijn vonnis ter zake van het onder 1 impliciet primair, 2 primair impliciet primair en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft het Gerecht beslissingen genomen ten aanzien van de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde partij 1]/[benadeelde partij 2] is in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding. Deze benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat de vordering in hoger beroep niet meer aan de orde is.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting.
Het Hof heeft kennisgenomen van de vordering van de procureur-generaal,
mr. M.L.A. Angela, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman,
mr. R.E. Martis, advocaat in Curaçao, naar voren is gebracht.
Voorts heeft het Hof kennisgenomen van hetgeen door of namens de benadeelde partijen [benadeelde partij 3]/[benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] in het kader van hun vorderingen tot schadevergoeding naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep onder aanvulling van de bewijsvoering en de bewezenverklaring van feit 3 zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]/[benadeelde partij 4] en – in zoverre opnieuw recht doende – de vordering van deze benadeelde partij geheel zal toewijzen.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Voor wat betreft feit 3 en de vorderingen van de benadeelde partijen heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het Hof. Voorts heeft hij een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het Hof komt tot een andere bewezenverklaring dan het Gerecht. Het vonnis kan daarom niet in stand blijven.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
:
1.
hij op of omstreeks 23 mei 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), met een of meer vuurwapens (van/op zeer korte afstand) een of meerdere kogels afgevuurd op/in/door en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], waardoor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door een of meer van die kogel(s) in het lichaam werd(en) getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is/zijn overleden;
(artikel 2:262/259 j° 1:123 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 23 mei 2018, te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en -al dan niet- met voorbedachten rade [benadeelde partij 5] van het leven te beroven, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg, met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk een of meer schoten met een of meer vuurwapens (van/op zeer korte afstand) op en/of in de richting van die [benadeelde partij 5] heeft afgevuurd, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(artikel 2:262/259 jo 1:119 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair:
hij op of omstreeks 23 mei 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon, te weten [benadeelde partij 5], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten een perforatie van een long (waardoor deze moest worden verwijderd), door opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, een of meer schoten met een of meer vuurwapens (van/op zeer korte afstand) op en/of in de richting van die [benadeelde partij 5] af te vuren;
(artikel 2:275/276 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij in of omstreeks de periode vanaf 23 mei 2018 tot en met 24 mei 2018 te Curaçao, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer vuurwapen(s), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad;

(artikel 3 jo 11 van de Vuurwapenverordening 1930)

Vrijspraak van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde dubbele moord
Het Hof is van oordeel dat het bewijs tekortschiet om te kunnen vaststellen dat de verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade jegens de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Het Hof overweegt daartoe dat, anders dan door de procureur-generaal betoogd, niet op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de verdachte wist dat zich nog twee personen ([slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) in de kapperszaak bevonden, noch dat hij zich had voorgenomen om – indien meer mensen ter plaatse aanwezig zouden zijn – hen tevens neer te schieten. Dat dit als vanzelfsprekend in zijn voorgenomen besluit om op [benadeelde partij 5] te schieten besloten moet hebben gelegen, kan niet zonder meer worden aangenomen.
Wel kan worden vastgesteld dat de verdachte in een zeer kort tijdsbestek op de drie slachtoffers heeft geschoten en dat hij, na het schot buiten op [benadeelde partij 5], werd verrast door [slachtoffer 1] die uit de kapperszaak kwam lopen en hem op zijn handelen aansprak. Onmiddellijk hierop schoot de verdachte op [slachtoffer 1], waarna hij de kapperszaak binnenliep en meteen ook [slachtoffer 2] neerschoot. Laatstgenoemde bleek een geladen revolver in zijn schoudertas bij zich te hebben, maar heeft geen kans gezien dit te pakken, laat staan zich daarmee te verdedigen. Ook dat wijst op de snelheid waaronder een en ander zich heeft afgespeeld.
Deze hele korte tijdspanne tussen de schietmomenten vormt naar het oordeel van het Hof een contra-indicatie voor het aannemen van voorbedachten rade met betrekking tot [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onder feit 1 impliciet primair ten laste gelegde dubbele moord.
Bewezenverklaring
Het Hof acht – op grond van de hierna weergegeven bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen, in onderling verband en samenhang beschouwd – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 impliciet subsidiair, feit 2 primair impliciet primair en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks23 mei 2018 te Curaçao
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk
(en met voorbedachten rade)[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s)met dat opzet
(en na kalm beraad en rustig overleg), met een
of meervuurwapen
s (van
/op zeerkorte afstand
) een of meerderekogels afgevuurd op
/in/door en/of in de richting vanhet lichaam van die [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 2], waardoor die [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 2] door een of meer van die kogel(s) in het lichaam werd
(en
)getroffen,
ten gevolgewaarvan voornoemde
.[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 2]
is/zijn overleden;
2.
hij op
of omstreeks23 mei 2018, te Curaçao, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk en
-al dan niet-met voorbedachten rade [benadeelde partij 5] van het leven te beroven, met dat opzet en
- al dan niet -na kalm beraad en rustig overleg,
met zijn mededader(s), althans alleen,opzettelijk
een of meerschot
enmet een
of meervuurwapen
s (van
/op zeerkorte afstand
)op
en/of in de richting vandie [benadeelde partij 5] heeft afgevuurd, zijnde de verdere uitvoering van dat door hem, verdachte,
en/of zijn mededader(s)voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
hij in
of omstreeksde periode vanaf 23 mei 2018 tot en met 24 mei 2018 te Curaçao,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meervuurwapen
(s
), in de zin van de Vuurwapenverordening 1930,
en/of munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, voorhanden heeft gehad.
Het Hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en redengevend zijn voor de bewezenverklaring. [1]
Daarbij wordt opgemerkt dat ieder bewijsmiddel, ook in zijn onderdelen, slechts wordt gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 387, eerste lid, aanhef, onder e Sv betreft, telkens slechts wordt gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Voorts wordt opgemerkt dat in de bewijsmiddelen geen (expliciete) landsaanduiding is opgenomen, maar dat algemeen bekend is dat de in die bewijsmiddelen wel opgenomen plaatsen zijn gelegen in Curaçao.
Ten aanzien van de feiten 1 impliciet subsidiair, 2 primair impliciet primair en 3:
1. Een proces-verbaal onderzoek plaats delict, opgemaakt door [verbalisant 1] op 24 mei 2018, voor zover inhoudende:
Op 23 mei 2018 omstreeks 22:00 uur werd ik gedirigeerd naar Kaya [straatsnaam]. Op de plaats delict lagen twee levenloze lichamen met schotwonden. Bij de ingang naar het vertrek lagen twee hulzen van een shotgun. Slachtoffer 1, [benadeelde partij 5], werd naar de polikliniek vervoerd. Op 23 mei 2018 omstreeks 23:55 uur werd door dr. Maduro de dood geconstateerd van [slachtoffer 1]. Op 23 mei 2018 omstreeks 23:56 uur werd door dr. Maduro de dood geconstateerd van [slachtoffer 2].
2. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek, opgemaakt door [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5] op 29 augustus 2018, voor zover inhoudende:
Op 23 mei 2018 omstreeks 22:00 uur werden wij verbalisanten gedirigeerd naar Kaya [adres 1] alwaar een schietincident zou hebben plaatsgevonden.
Interpretatie bevindingen [slachtoffer 2]: regio hoofd: gezien het letsel aan de regio infratemporalis is sprake van een eenmalig schot met multiple kogeltjes verschoten door een hagelgeweer in een korte afstand (schoten van dichtbij).
Interpretatie bevindingen [slachtoffer 2]: regio thorax, inschotverwonding aan de thorax veroorzaakt door een eenmalige ontlading van een hagelgeweer, waarbij de hagels als een enkele massa de huid in een uitwendig perforerend geweld hadden geraakt. Wanneer de afstand tussen loop uitmonding en het lichaam relatief klein is, is er geen dispersie van de hagels. Zodat de hele eenheid (hagels) wordt verplaatst als een enkele massa. Dit produceert een grote wond met onregelmatige morfologievormige randen.
Naar aanleiding van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat:
- Een hagelgeweer van kaliber 12GA buckshot werd gebruikt en ten minste 5 á 6 keren is geschoten;
Het sporenbeeld samenvattend:
  • Slachtoffer [benadeelde partij 5] werd als eerste beschoten;
  • Patroon nummer 7 betreft een niet afgeschoten patroon. Dit kan doordat de schutter lopende in de richting van de kapperszaak het hagelgeweer herlaadde;
  • Hierna schoot de schutter het tweede slachtoffer [slachtoffer 2] bij de ingang van de kapperszaak neer;
  • De schutter zou het vuurwapen weer hebben herladen en een gericht schot hebben gevuurd op het slachtoffer [slachtoffer 2].
Naar aanleiding hiervan kan geconcludeerd worden dat de schutter een zeer goede vuurwapenbeheersing heeft met een jachtgeweer.
3. Een geschrift, te weten een sectierapport S18-036 opgemaakt door dr. L. Althaus op 28 mei 2018, voor zover inhoudende:
Autopsy 25-05-2018 on [slachtoffer 1], birth date [geboorte datum]1999.
Time of death 23-05-2018 ca. 21:50.
The body of [slachtoffer 1] was identified by his family on 24-05-2018.
5 shotgun injuries can be found on the body:
A: shotgun injury on the right side of the head with severe brain damage, multiple fractures and a large bony defect of the skull.
B: penetrating shotgun injury of the right lateral thorax, entering the thorax between the 5th en 7th rib on the right, causing multiple perforations of the heart, both lungs (with a bilateral hemato-pneumothorax), the diaphragm, the liver, the stomach and the meso of the small intestine.
C: shotgun injury with multiple perforations on the right upper arm.
D: tangential shotgun injury with a large serrated defect of skin, subcutaneous fat tissue, muscles and tendons on the back of the right hand.
E: tangential shotgun injury with a large serrated defect of skin, subcutaneous fat
tissue and muscles on the back side of the right upper arm and the right shoulder.
At least 3 shots have been fired at the victim’s body.
Cause of death: severe brain damage in combination with internal and external bleeding to death due to perforations of the heart and both lungs.
4. Een geschrift, te weten een sectierapport S18-037 opgemaakt door dr. L. Althaus op 26 mei 2018, voor zover inhoudende:
Autopsy 25-05-2018 on [slachtoffer 2], birth date [geboorte datum]1994.
Time of death 23-05-2018 ca. 21:50.
The body of [slachtoffer 2] was identified by his family.
1. shotgun injury could be found on the body:
Penetrating shotgun injury of the right lateral thorax, close to the posterior axillar line, entering the thorax between the 5th and 7th rib on the right, causing multiple perforations of the heart and both lungs.
Cause of death: internal and external bleeding to death due to perforations of the heart and both lungs.
5. Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring van C. Pizarro, intensive care anesthesioloog, L. Salazar, cardiovasculaire anesthesioloog en O. Rodriguez-Hernandez, arts, opgemaakt op 30 augustus 2018 in Colombia, voor zover inhoudende:
Patiënt[benadeelde partij 5] [benadeelde partij 5], schotwond rechterborst.
Diagnostiek:
  • Postoperatieve extracorporale canulatie membraanzuurstofvoorziening
  • Gemengde shock (septische, cardiovasculaire, distrubutieve)
  • Postoperatieve verkenning en drainage van mediastinum door middel van thoractomie plus sluiting bronchocutane en bronchopopleurale fistels
  • Postoperatieve sluiting van de bronchocutane of bronchopulmonaire fistels door thorascopie + pulmonaire decortatie door thoracoscopie + thoracostomie-implantaat middels tegenopening
  • Ernstig respiratoire distresssyndroom verholpen
  • Postoperatieve rechter pneumonectomie
  • Acute nierschade
  • Ernstige achteruitgang in de fysieke conditie/toestand
  • Bovenste gastro-intestinale bloeding verholpen
  • Kolonisatie door candida albicans in bronchiale lavage
  • Verwijderbaar proximaal inferieur vena cava filterimplantaat na operatie verwijderd
6. Een proces-verbaal getuigenverklaring, opgemaakt door [verbalisant6] op 24 mei 2018, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
Ik woon samen met mijn zoon [benadeelde partij 5] aan de Kaya [adres 1]. Vanavond 23 mei 2018 was ik thuis in de slaapkamer. [benadeelde partij 5] bevond zich in zijn salon. Bij hem waren twee vrienden. Plotseling hoorde ik 4 harde knallen. Ik rende naar buiten en zag een witte personenauto. De auto reed haastig weg. De kofferbak bleef open. Ik benaderde mijn zoon [benadeelde partij 5]. Hij bloedde hevig ter hoogte van zijn rechterborst. Ik vroeg hem wie dit gedaan heeft. Hij verklaarde mij: ‘[roepnaam verdachte] mama! [roepnaam verdachte] ku ta traha na [bedrijfsnaam 1]!’
7. De getuige ([naam benadeelde partij 5]) [benadeelde partij 5] heeft op 12 november 2020 ter terechtzitting in hoger beroep het volgende verklaard: [2]
Op 23 mei 2018 heeft [roepnaam verdachte] op mij geschoten. Met [roepnaam verdachte] bedoel ik [verdachte]. Ik ben daar 100% zeker van. Hij was op 22 mei 2018 naar mijn woning, met daaraan vast mijn barbershop, gekomen omdat hij 750 gulden van mij wilde hebben voor een vuurwapen dat ik van hem had gekocht. Ik zei hem dat ik nog geld kreeg van [naam huurder pick-up], een man die mijn pick-up had gehuurd. Op 23 mei 2018 zou die man dat geld kunnen brengen. Op 23 mei 2018 ’s avonds kwam [roepnaam verdachte] terug. Hij was in zijn eentje. Hij was met een witte Mercedes Benz gekomen. Ik zei hem dat ik [naam verhurder pick-up] zou bellen om het geld te brengen. [roepnaam verdachte] is toen blijven wachten. Hij was rustig. Hij ging bij de kofferbak van zijn auto staan. Na een tijdje wachten had ik contact met [naam huurder pick-up]. Ik ging naar [roepnaam verdachte] toe om hem dat te zeggen. Hij zei dat hij wel bleef wachten. Hij was nog steeds rustig. Op een bepaald moment, toen [roepnaam verdachte] zeker al 45 minuten bij mijn woning aan het wachten was, merkte ik dat hij naar me toekwam. Ik zat toen buiten tegen de muur van mijn woning aan, ik was aan het videobellen met mijn dochter. Ik keek op. Hij had een shotgun in zijn handen. Ik hoorde [roepnaam verdachte] zeggen: “[roepnaam benadeelde partij 5], ma kansa” (
Hof: “[roepnaam benadeelde partij 5], ik ben het zat”). Vervolgens schoot hij direct op mij. Het was een totale verrassing voor mij. Hij loste één schot en ik viel meteen op de grond. Ik zag dat [roepnaam slachtoffer 1], oftewel [slachtoffer 1], heel kort daarop uit de barbershop kwam en vroeg waarom hij me had neergeschoten. Ik hoorde dat [roepnaam verdachte] direct op hem schoot met meerdere schoten en ik zag dat [roepnaam slachtoffer 1] viel. Ik hoorde vervolgens dat hij opnieuw meermalen schoot. Dat moet het schieten op [roepnaam slachtoffer 2], oftewel [slachtoffer 2],zijn geweest. Alle schoten volgden heel kort na elkaar. Daarna rende [roepnaam verdachte] met de shotgun richting zijn auto en reed weg. Daarna kwam mijn moeder naar buiten. Het klopt dat ik toen tegen mijn moeder heb gezegd dat [roepnaam verdachte], die werkt bij [bedrijfsnaam 1], op mij had geschoten. Ik ken [roepnaam verdachte]. Hij was een vriend en collega van mijn broer.
8. Een proces-verbaal van verzamelen sporen materiaal, opgemaakt door [verbalisant 2] op 25 juli 2018, voor zover inhoudende:
Op 24 mei 2018 omstreeks 02:45 uur werd [verdachte] aangehouden, de kleding die [verdachte] aan had werd in beslag genomen.
SIN code AAKI6501NL zwarte broek van het merk “Zeox”.
9. Een proces-verbaal van forensisch onderzoek, opgemaakt door [verbalisant 2], [verbalisant 3], [verbalisant 4], [verbalisant 5] op 29 augustus 2018, voor zover inhoudende op pagina 13:
De kleding die de verdachte [verdachte] aan had werd in beslag genomen voor het doen van DNA-onderzoek:
¾ zwartkleurige broek merk Zeox;
Witkleurige onderbroek met gele band merkloos.
Bijzonderheid tijdens het veiligstellen van de kleding
Er is een zwartkleurige vlek gelijkende aan roet vlek substantie aan de binnen voorzijde van de onderbroek.
10. Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut betreffende een aanvullend schotrestenonderzoek, opgemaakt op 14 september 2020 door ing. R.C. Roepnarain, voor zover inhoudende:
Te onderzoeken materiaal:
SIN nummer AAKI6500NL, witte onderbroek, in beslag genomen van de verdachte [verdachte]. Bij de gele tailleband is een roetvlek waargenomen. Zeer waarschijnlijk heeft de verdachte zijn vingers/nagels schoongemaakt met zijn onderbroek.
SIN nummer AAKI6501NL, zwarte broek van het merk “Zeox”, in beslag genomen van de verdachte [verdachte].
Verkregen informatie
In de onderzoeksvraag 003 van 12 augustus 2020 staat vermeld:
“Verdachte werd aangehouden en probeerde tijdens zijn verhoor zijn vingers met zijn onderbroek schoon te maken.”
Van de onderbroek zijn met afzonderlijke stubs de volgende delen bemonsterd: (1) twee grijs/zwarte vlekken op de tailleband en (2) overige delen van de tailleband aan de binnen- en buitenzijde. Van de broek zijn met afzonderlijke stubs de volgende delen bemonsterd: (1) rechter voorzijde en (2) linker voorzijde.
Categorie A deeltjes zijn deeltjes die op basis van hun elementssamenstelling en morfologie karakteristiek zijn voor schotresten. Van deze deeltjes zijn tot op heden geen andere bronnen van herkomst bekend dan een schietproces. Categorie B deeltjes zijn deeltjes die op basis van hun elementsamenstelling en morfologie in aanmerking komen voor schotresten. Van deze deeltjes zijn echter ook andere bronnen van herkomst bekend.
Op de stubs waarmee de onderbroek van de verdachte is bemonsterd, zijn één categorie A en meerdere categorie B deeltjes aangetroffen. Een deel van de categorie B deeltjes past bij het aangetroffen categorie A deeltje.
Op de stubs waarmee de broek van de verdachte is bemonsterd, zijn twee categorie A deeltjes en meerdere categorie B deeltjes aangetroffen. Een deel van de categorie B deeltjes past bij de aangetroffen categorie A deeltjes.
Conclusie:
Bij de conclusie is gebruik gemaakt van de volgende set hypothesen:
Hypothese 1: Op de bemonsteringen van het kledingstuk van de verdachte zijn schotresten aanwezig.
Hypothese 2: op de bemonsteringen van het kledingstuk van de verdachte zijn géén schotresten aanwezig.
Onderbroek:
De bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de bemonsteringen van de onderbroek (AAKI6500NL) van verdachte [verdachte] zijn zeer veel waarschijnlijker (10.000 tot 1.000.000 keer) wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
De bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op de bemonsteringen van de broek (AAKI6501NL) van verdachte [verdachte] zijn zeer veel waarschijnlijker (10.000 tot 1.000.000 keer) wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
11. Een proces-verbaal van bevinding, opgemaakt door [verbalisant 7] op 30 mei 2018, voor zover inhoudende:
Naar aanleiding van de schietpartij heb ik verbalisant een getuige een fotosheet getoond, zodat zij kon aangeven wat voor type personenauto zij heeft zien wegrijden van de plaats delict na het schietincident. Aan de getuige, wier personalia bekend zijn bij verbalisant, is fotosheet B getoond waarop de getuige zonder te aarzelen de witkleurige personenauto nummer 1 heeft aangewezen en daarbij verklaard dat ze de witkleurige personenauto met open kofferbak heeft zien wegvluchten. Vandaar dat zij de personenauto direct aan de kofferbak heeft herkend op de fotosheet.
12. Als eigen waarneming van het Hof:
Op foto nummer 1 van voornoemde fotosheet is een witte Mercedes personenauto te zien, met achterop de aanduiding CLK 350.
13. Een proces-verbaal van bevinding, opgemaakt door [verbalisant 8] op 20 december 2018, voor zover inhoudende:
Op 24 mei 2018 werd de auto van de verdachte [verdachte], een witgelakte Mercedes Benz model [MODEL MERCEDES BENZ], in beslag genomen. Uit onderzoek raadplegen kentekenbestand 2018 tot juli 2018 is gebleken dat er maar 1 Mercedes Benz model [MODEL MERCEDES BENZ] in het stelsel (
het Hof begrijpt: in Curaçao) voorkomt. Er bestaan vier soortgelijke modellen.
14. De verklaring die de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg op 26 juli 2019 heeft afgelegd, voor zover inhoudende:
Ik werk bij [bedrijfsnaam 1]. Op het werk wordt gebruik gemaakt van shotguns. Ik geef instructie over shotguns en op schiettraining heb ik met shotguns geschoten.
Ik word [roepnaam verdachte] genoemd.
15. De verdachte heeft op 12 november 2020 ter terechtzitting in hoger beroep het volgende verklaard: [3]
Mijn auto, een witte Mercedes [MODEL MERCEDES BENZ], heeft een kentekenplaat en dit kenteken staat geregistreerd in Curaçao.
De zwarte broek die is onderzocht door het NFI droeg ik op 23 mei 2018 vanaf 17.00 uur. De onderbroek die is onderzocht door het NFI had ik bij mijn aanhouding en de gehele dag daaraan voorafgaand aan. Beide kledingstukken heeft de politie in beslag genomen toen ik werd aangehouden.
Ik douche elke ochtend en elke avond. Toen ik in de nacht van 23 op 24 mei werd aangehouden, had ik de avond ervoor nog niet gedoucht. Normaal gesproken sorteer en was ik mijn eigen kleding.
Ten aanzien van feit 3:
16. De verdachte heeft op 12 november 2020 ter terechtzitting in hoger beroep het volgende verklaard: [4]
De bij mij thuis aangetroffen revolver en het antieke model vuurwapen zijn van mij.
17. Een proces-verbaal inbeslaggenomen vuurwapen bij huiszoeking, opgemaakt door [verbalisant 9] op 25 mei 2018, voor zover inhoudende:
Tijdens een huiszoeking in de woning op het adres [adres verdachte] van [verdachte] werden er twee vuistvuurwapens in beslag genomen:
  • Een revolver kaliber 38. Speciaal;
  • Een antiek model vuurwapen.
18. Een geschrift, inhoudende twee aanbiedingsbrieven vuurwapens, genummerd [serrie nummer 1] en [serrie nummer 2], voor zover inhoudende:
Inbeslagname op 24 mei 2018 tijdens huiszoeking [adres verdachte]:
  • een Derringer Philadelphia
  • Smith & Wesson model 10-8, .38 Special
19. Een proces-verbaal forensisch onderzoek, opgemaakt op 19 december 2018door [verbalisant 2], voor zover inhoudende:
Het op 24 mei 2018 in beslag genomen voorwerp is een revolver van het merk Smith & Wesson model 10-8 van het kaliber .38 Specials. De revolver (aanbiedingsbrief 0542/2018) is een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zoals gewijzigd. De revolver is deugdelijk en tot schieten gereed.
20. Een proces-verbaal forensisch onderzoek op 19 december 2018 opgemaakt door [verbalisant 2], voor zover inhoudende:
Het op 24 mei 2018 in beslag genomen voorwerp is een replica van een oorspronkelijke single-shot muzzleloading percussion cap pistool van het merk Philadeplhia Deringer van het kaliber .41. Dit replica vuurwapen (aanbiedingsbrief 0541/2018) vertoont wat betreft vorm, afmeting en kleur een sprekende gelijkenis met een bestaand vuurwapen en is geschikt voor bedreiging of afdreiging.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe kort gezegd aangevoerd dat het bewijs tekortschiet om vast te stellen dat de verdachte de dader van de schietpartij was.
Het Hof overweegt als volgt.
Betrouwbaarheid verklaring [benadeelde partij 5]
Met betrekking tot de verklaring van de getuige [benadeelde partij 5] is het Hof, anders dan de raadsman, van oordeel dat deze verklaring betrouwbaar is. Deze getuige heeft zowel bij de politie, als bij de rechter-commissaris ten tijde van de behandeling in eerste aanleg, alsook ter terechtzitting in hoger beroep, in de kern consistente, gedetailleerde verklaringen afgelegd, die voorts steun vinden in de overige bewijsmiddelen. Het Hof wijst in dat verband op de verklaring van de moeder van [benadeelde partij 5], getuige [getuige 1], waarin zij bevestigt dat toen zij haar zojuist neergeschoten zoon gewond aantrof, hij direct [roepnaam verdachte] van [bedrijfsnaam 1] als de dader aanwees. Ook wijst het Hof op de verklaringen die de getuige
[naam huurder pick-up] heeft afgelegd, laatstelijk bij de rechter-commissaris [5] , kort gezegd inhoudende dat het klopt dat hij door [benadeelde partij 5] in de avond van 23 mei 2018 werd gebeld met het verzoek geld te komen brengen met betrekking tot een pick-up en dat hij die avond daadwerkelijk in de auto is gestapt om hem dat geld te brengen. Dit geeft steun aan [benadeelde partij 5]s verklaring dat de verdachte die avond bij hem kwam om een betaling in ontvangst te nemen en dat [benadeelde partij 5] dat geld moest krijgen van [naam huurder pick-up].
Dat [benadeelde partij 5] de verdachte geld verschuldigd was voor de aankoop van een vuurwapen vindt bevestiging in de verklaring van de broer van [benadeelde partij 5], die heeft verklaard het betreffende vuurwapen in handen van [benadeelde partij 5] te hebben gezien [6] .
Anders dan de raadsman heeft betoogd, doet het gebruik van het woord ‘hendenan’ door [benadeelde partij 5] tijdens voornoemd telefoongesprek tussen [benadeelde partij 5] en [naam huurder pick-up] niet af aan de betrouwbaarheid van [benadeelde partij 5]s verklaring, aangezien het in Curaçao algemeen bekend is dat het gebruik van bedoeld woord in deze context zowel op één als op meer personen kan slaan.
Ook de omstandigheid dat de moeder van [benadeelde partij 5] in latere verklaringen heeft gezegd dat haar zoon haar zou hebben gezegd dat [roepnaam verdachte] op hem heeft laten schieten, maakt het vorenstaande niet anders. Het Hof acht haar eerste verklaring het meest betrouwbaar, omdat die is afgelegd vrijwel direct na het schietincident. [benadeelde partij 5] heeft - in hoger beroep gevraagd naar de latere verklaringen van zijn moeder - verklaard dat hij nooit tegen zijn moeder of iemand anders heeft gezegd dat [roepnaam verdachte] op hem heeft laten schieten, maar dat het [roepnaam verdachte] zelf was die op hem heeft geschoten en dat hij dat ook altijd zo heeft gezegd.
Deze verklaring van [benadeelde partij 5] vindt niet alleen steun in het voicenote bericht dat hij – terwijl hij zich voor medische behandelingen in Colombia bevond - naar zijn broer heeft verzonden [7] , maar ook in zijn (eerste) verklaring die hij in Colombia ten overstaan van de justitiële autoriteiten heeft afgelegd. [8]
Het Hof acht de verklaring van [benadeelde partij 5] dan ook betrouwbaar en geloofwaardig en bezigt deze tot het bewijs.
Alibi en overig belastend bewijsmateriaal
De door de verdachte hiertegenover gestelde verklaringen dat hij die avond niet op de plaats delict (aan de Kaya [straatnaam]) is geweest, maar dat hij thuis lag te slapen, schuift het Hof als ongeloofwaardig terzijde. Zo is niet aan de hand van het lokaliseren van de telefoon van de verdachte aannemelijk geworden dat hij thuis was; sterker nog, zijn telefoon stond tussen 20:03 uur en omstreeks 23.55 [9] uur uit terwijl de schietpartij plaatsvond omstreeks 21:45 uur en uit verklaringen van zowel zijn vriendin [10] als zijn collega [getuige 2] [11] volgt dat het voor de verdachte zeer ongebruikelijk was om zijn telefoon uit te schakelen Ook overigens biedt het dossier geen steun voor de stelling dat hij die avond thuis was. Bovendien plaatst zijn vriendin hem juist op de plaats delict; immers, bij herhaling heeft zij ten overstaan van de politie verklaard dat de verdachte die nacht tegen haar heeft gezegd dat hij die avond op de Kaya [straatnaam] is geweest [12] .
Daarbij komen de belastende schotresten die op de kleding van de verdachte zijn aangetroffen. Omtrent de herkomst van deze schotresten heeft de verdachte wisselende verklaringen afgelegd. Eerst in hoger beroep heeft hij, toen hij ermee werd geconfronteerd dat ook op zijn broek en onderbroek schotresten zijn aangetroffen, verklaard dat dit komt omdat hij zijn vuile dienstwapen die avond onder zijn onderbroeksband had gedragen. Deze verklaring acht het Hof ongeloofwaardig, niet alleen vanwege het late tijdstip waarop de verdachte deze verklaring te berde brengt, maar ook omdat zowel de broek als onderbroek van de verdachte op meerdere plekken schotresten vertoonden.
Dat de schotresten aan de kleding afkomstig zouden zijn van eerdere schiettrainingen, is evenmin aannemelijk geworden. De verdachte verklaarde in hoger beroep – geconfronteerd met zijn eerdere verklaring dat hij elke zaterdag op de schietbaan te vinden is - in elk geval zeker te weten dat hij de zaterdag voorafgaand aan de schietpartij niet op de schietbaan was geweest. Dat betekent dat de laatste schiettraining tenminste tien dagen eerder moet hebben plaatsgevonden. Daarbij komt dat de verdachte zich naar eigen zeggen normaal gesproken elke dag tweemaal doucht en zich daarna omkleedt, zodat van contaminatie als gevolg van dit laatste bezoek aan de schietbaan redelijkerwijze geen sprake kan zijn geweest.
De avond van het schietincident had de verdachte zijn broek en onderbroek niet gewisseld voor zijn aanhouding en zich ook nog niet gedoucht. Het Hof houdt het er daarom voor dat de schotresten afkomstig zijn van de schietpartij aan de Kaya [straatnaam].
Tenslotte wordt het Hof hierbij in zijn overtuiging gesterkt door het feit dat de verdachte een geoefend schutter is onder meer met de shotgun en hij volgens de broer van [benadeelde partij 5] thuis over twee shotguns beschikte [13] .
Opzet
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte met een shotgun één of meerdere malen van korte afstand gericht heeft geschoten op de drie slachtoffers. De manier waarop de schoten aan de slachtoffers zijn toegediend, duidt op een professioneel [14] en doelgericht schieten, dat alleen maar bedoeld kan zijn geweest om hen te doden. Vol opzet op de dood van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [benadeelde partij 5] kan naar het oordeel van het Hof derhalve bewezen worden verklaard.
Voorbedachten rade met betrekking tot slachtoffer [benadeelde partij 5]
Uit de bewijsmiddelen en in het bijzonder de verklaring van [benadeelde partij 5] volgt voorts dat de verdachte, die ongeveer 45 minuten bij de woning van [benadeelde partij 5] heeft gewacht op zijn geld, tot aan het moment van schieten rustig was. [benadeelde partij 5] stelde de verdachte enkele keren ervan op de hoogte dat hij contact had met degene die het geld kwam brengen, waarna de verdachte steeds weer bij zijn auto ging staan wachten. Uiteindelijk kwam de verdachte aanlopen met een shotgun in zijn handen. Hij richtte het wapen op [benadeelde partij 5], zei “[roepnaam benadeelde partij 5] ma kansa” en schoot. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van deze gang van zaken en de verklaring van [benadeelde partij 5] dat de verdachte geen enkel moment zijn rust verloren heeft, is het Hof van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de verdachte tijdens het wachten tijd en gelegenheid heeft gehad en genomen om zich te beraden op vervolgstappen indien het wachten te lang zou gaan duren. Kennelijk heeft hij op enig moment besloten dat het wachten lang genoeg geduurd had (“[roepnaam benadeelde partij 5], ik ben het zat”) en dat [benadeelde partij 5] moest worden afgestraft met een doelgericht schot met zijn shotgun. Hij heeft de shotgun achter uit de kofferbak van zijn auto gehaald, is rustig op [benadeelde partij 5] afgelopen en heeft hem neergeschoten. Er zijn het Hof geen contra-indicaties gebleken dat deze beslissing en dit handelen zou zijn ingegeven door een plotselinge drift van de geestvermogens, zodat voorbedachten rade bewezen kan worden verklaard.
Bezit van de revolver
De vergunning die de verdachte beweert te hebben voor de in zijn huis aangetroffen Smith & Wesson revolver bevindt zich niet in het dossier. Deze is noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep overgelegd door de verdachte of zijn raadsman. Bij deze stand van zaken wordt het verweer dat de verdachte rechtmatig over dit vuurwapen beschikte daarom verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het onder 1 impliciet subsidiair bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:259 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Doodslag, meermalen gepleegd.

Het onder 2 primair impliciet primair bewezenverklaarde is voorzien bij en strafbaar gesteld in artikel 2:262 juncto 1:119 van het Wetboek van Strafrecht. Het wordt als volgt gekwalificeerd:

Poging tot moord.

Het onder 3 bewezenverklaarde is voorzien bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening en strafbaar gesteld in artikel 11 van die verordening. Het wordt als volgt gekwalificeerd:
Overtreding van een verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich aan zeer ernstige feiten schuldig gemaakt. Hij heeft een dubbele doodslag en een poging tot moord gepleegd. De verdachte is met een shotgun op de slachtoffers afgegaan en heeft gericht op hen geschoten. Alle slachtoffers zijn vol geraakt in de borst en één werd ook in het hoofd geschoten.
Aan de twee dodelijke slachtoffers is het hoogste goed, het recht op leven, ontnomen en aan de nabestaanden is een immens en onherstelbaar verdriet aangedaan. Het slachtoffer dat deze aanslag heeft overleefd, heeft levensgevaarlijke verwondingen opgelopen. Na een langdurige medische behandeling in Colombia waar hij meermalen op het randje van de dood heeft gebalanceerd, ondervindt hij nog steeds ernstige lichamelijke beperkingen die hij zijn leven lang zal moeten dragen. Hij mist een long en blijkens het voegingsformulier kan hij niet te lang staan of zitten of repetitieve handelingen uitvoeren en heeft hij veel pijn aan zijn rechterarm. Daarnaast zal het feit langdurige psychische effecten op het slachtoffer en diens naasten hebben.
Dit alles heeft zich voorgedaan vanwege het uitblijven van een betaling aan de verdachte, waarmee de twee dodelijke slachtoffers overigens niets van doen hadden. De onverschilligheid waarmee de verdachte tot deze schietpartij is overgegaan is even laakbaar als schokkend te noemen.
Het handelen van de verdachte heeft de samenleving van Curaçao bovendien ernstig geschokt. Niet alleen omdat er drie slachtoffers te betreuren zijn, maar tevens omdat de verdachte een professioneel shotgun instructeur was en in dienst was van een bedrijf dat mensen en hun goederen pleegt te beveiligen.
Door tot en met het hoger beroep geen openheid van zaken te geven, heeft de verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en evenmin inzicht getoond in de motieven voor zijn gewelddadige gedrag, laat staan berouw getoond. Dit rekent het Hof hem aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich nog schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit van twee vuurwapens. Het bezit van vuurwapens in een kleine samenleving als die van Curaçao is volstrekt onacceptabel. De verdachte die ook als professional vuurwapens tot zijn beschikking had, had beter moeten weten.
Deze zaak heeft eens te meer pijnlijk laten zien tot welke onomkeerbare gevolgen verboden vuurwapenbezit kan leiden.
Naar het oordeel van het Hof kan gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het Hof is anders dan het Gerecht, niet tot een bewezenverklaring van dubbele moord gekomen, maar wel van dubbele doodslag. Toch komt het Hof niet tot oplegging van een lagere straf dan de door het Gerecht opgelegde gevangenisstraf van 30 jaren. Ter toelichting geldt het volgende.
In de oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid van het Hof en de Gerechten in eerste aanleg zijn neerslag heeft gevonden, wordt voor een doodslag als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10-12 jaren gegeven.
Voor moord wordt als indicatie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 jaren vermeld. Bij poging tot moord levert dat een indicatie van 12 jaren gevangenisstraf op. Er zijn het Hof geen straf verminderende factoren gebleken die tot afwijking van deze uitgangspunten nopen.
Het Hof heeft bij de strafoplegging tevens acht geslagen op het strafblad van de verdachte en voorts op het reclasseringsrapport van 29 oktober 2018, het psychologisch rapport van 1 oktober 2018 en het psychiatrisch rapport van 20 oktober 2020. Volgens de psycholoog en de psychiater is de verdachte volledig toerekeningsvatbaar te achten en moet het recidivegevaar volgens de psycholoog als bovengemiddeld worden aangemerkt. Het Hof verenigt zich met deze conclusies en maakt deze tot de zijne.
Alles afwegend is het Hof, ondanks de andersluidende bewezenverklaring – met eenparigheid van stemmen – van oordeel dat de maximale tijdelijke gevangenisstraf van 30 jaren passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Schadevergoeding
De benadeelde partij
[benadeelde partij 3]/[benadeelde partij 4]heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een totaalbedrag van NAf 26.451,79, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2018.
De gestelde schade bestaat uit materiële schade tot een bedrag van NAf 6.107,79 en immateriële schade tot een bedrag van NAf 20.344,-.
De vordering van deze benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep toegewezen met betrekking tot de materiële schadeposten, tot een bedrag van NAf 6.107,79, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2018. Met betrekking tot de immateriële schade is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, zodat deze thans in volle omvang aan het oordeel van het Hof is onderworpen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Hof evenals het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3]/[benadeelde partij 4] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van NAf 6.107,79.
Het Hof verklaart evenals het Gerecht de benadeelde partij in het gedeelte van de vordering bestaande uit immateriële schade niet-ontvankelijk. Naar het oordeel van het Hof bestaat deze schade uit affectieschade, die bij de huidige stand van het recht niet voor vergoeding in aanmerking kan komen. Voor zover de schade uit shockschade bestaat, is naar het oordeel van het Hof onvoldoende gesteld in het licht van de aan deze schade in de jurisprudentie gestelde eisen. Het door de benadeelde partij ten behoeve van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep ingebrachte aanvullende rapport brengt in het vorenstaande geen verandering. De benadeelde partij kan daarom in de vordering strekkende tot vergoeding van immateriële schade niet worden ontvangen en dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 6]heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van NAf 35.575, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2018.
De vordering van deze benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van NAf 75,-, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2018. Voor het overige is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering. De voeging duurt van rechtswege voort in hoger beroep voor zover de vordering is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het Hof evenals het Gerecht genoegzaam gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde partij 6] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot het bedrag van NAf 75,-.
De benadeelde partij
[benadeelde partij 5]heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van NAf 82.126,-.
De gestelde schade bestaat uit de volgende posten:
Noodpaspoort NAf 94,-;
Kosten verblijf Colombia NAf 522,-;
Loonderving [benadeelde partij 5] NAf 69.971,-;
Loonderving moeder [benadeelde partij 5] NAf 2.122,-;
Schuld aan werkgever moeder NAf 4.417,-;
Immateriële schade NAf 5.000.-.
De vordering van deze benadeelde partij is bij vonnis waarvan beroep geheel toegewezen, gezien het wettelijk maximum tot een bedrag van NAf 50.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2018. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, zodat deze thans in volle omvang aan het oordeel van het Hof is onderworpen.
Ander dan het Gerecht is het Hof van oordeel dat de hiervoor genoemde posten 4 en 5, bestaande uit materiële schade van de moeder van de benadeelde partij, niet voor vergoeding in aanmerking komen, aangezien dit geen schade is die door de benadeelde partij is geleden.
Gelet op de onderbouwing van het materiële deel van de vordering en het feit dat de vordering namens de verdachte niet is betwist, komt naar het oordeel van het Hof het resterende bedrag van in totaal NAf 75.587,- voor vergoeding in aanmerking. Gelet op het wettelijk maximum wordt dit bedrag beperkt tot NAf 50.000,-, bestaande uit NAf 45.000,- aan materiële schade (noodpaspoort, kosten verblijf Colombia aangevuld met de loonderving tot aan voornoemd wettelijk maximum) en NAf 5.000,- aan immateriële schade, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2018.
Het Hof ziet aanleiding ten behoeve van de benadeelde partijen [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 5], een schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 1:78 van het Wetboek van Strafrecht aan de verdachte op te leggen. Voor het geval volledige betaling of volledig verhaal van de verschuldigde bedragen niet volgt, zal vervangende hechtenis van na te melden duur worden opgelegd.
De proceskosten van de benadeelde partijen [benadeelde partij 3], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 5] zullen ten laste van de verdachte worden gebracht. Tot op heden zijn die proceskosten begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriftenDe op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:78 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het Hof:

vernietigt het vonnis van het Gerecht en doet opnieuw recht;

verklaartniet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 impliciet primair ten laste is gelegd en
spreekthem daarvan
vrij;
verklaartwettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 impliciet subsidiair, 2 primair impliciet primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan;
verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij;

kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;

verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;

veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
30 (dertig) jaren;
beveeltdat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
wijstde vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]/[benadeelde partij 4]geleden schade
toetot een bedrag van
NAf 6.107,79 (zegge: zesduizend honderd zeven gulden en negenenzeventig cent),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 mei 2018 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaartde benadeelde partij [benadeelde partij 3]/[benadeelde partij 4] in de vordering voor het overige
niet-ontvankelijken bepaalt dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legtaan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]/[benadeelde partij 4] de verplichting
optot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 6.107,79 (zegge: zesduizend honderd zeven gulden en negenenzeventig cent),bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 65 (vijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2018 tot aan de dag van de voldoening;
wijstde vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 6]geleden schade
toetot een bedrag van
NAf 75,- (vijfenzeventig gulden),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 mei 2018 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
legtaan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] de verplichting
optot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 75,- (vijfenzeventig gulden),bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 1 (één) dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2018 tot aan de dag van de voldoening;
wijstde vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde partij 5]geleden schade
toetot een bedrag van
NAf 50.000,- (vijftigduizend gulden),vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 mei 2018 tot aan de dag van de voldoening, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
legtaan de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] de verplichting
optot betaling aan het Land van een bedrag van
NAf 50.000,- (zegge: vijftigduizend gulden),bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 285 (tweehonderd vijfentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2018 tot aan de dag van de voldoening;
veroordeeltde verdachte in de kosten door de benadeelde partijen [benadeelde partij 3]/[benadeelde partij 4], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 5] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken;
bepaaltten aanzien van de benadeelde partijen [benadeelde partij 3]/[benadeelde partij 4], [benadeelde partij 6] en [benadeelde partij 5] dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan het Land daarmee zijn verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen in zoverre komen te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee zijn verplichtingen tot betaling aan het Land in zoverre komen te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.B. Hubben, mr. S.A. Carmelia en
mr. H. de Doelder, leden van het Hof, bijgestaan door mr. R.J. Gras, zittingsgriffier, en op 3 december 2020 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao.
Mr. H. de Doelder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
uitspraakgriffier:

Voetnoten

1.Hierna wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar ambtsedige - en door de desbetreffende verbalisant(en) in wettelijke vorm opgemaakte - processen-verbaal en overige geschriften, die als bijlagen zijn opgenomen in het proces-verbaal van het Korps Politie Curaçao d.d. 25 mei 2018, geregistreerd onder proces-verbaalnummer 201805241530 VGL met aanvullende doorgenummerde processen-verbaal en de onderzoeksnaam “Afghanis”.
2.Verklaring van de getuige [benadeeldepattij 5] ter terechtzitting in hoger beroep van 12 november 2020, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.
3.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 12 november 2020, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.
4.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 12 november 2020, zoals die eventueel later – indien tegen dit vonnis beroep in cassatie wordt ingesteld – in het proces-verbaal van die terechtzitting zal worden weergegeven.
5.De verklaring die de getuige [naam huurder pick-up]ten overstaan van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken heeft afgelegd op 4 november 2020.
6.Zie het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 13 augustus 2018.
7.Zie het proces-verbaal van bevinding bij uitwerken voicenote van slachtoffer [benadeelde partij 5] van 13 augustus 2018.
8.Zie Spaanse verklaring [benadeelde partij 5] , afgelegd in Colombia op 3 september 2018, plus vertaling, dossierpagina’s 334 e.v..
9.Zie het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 24 mei 2018.
10.Zie het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 2 juni 2018.
11.Zie de processen-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 26 mei 2018 en 11 juni 2018.
12.Zie de processen-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 26 mei 2018 en 2 juni 2018.
13.Zie het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 21 juli 2018.
14.Zie het forensisch onderzoek, opgemaakt door [opsporingsambtenaar 1], [opsporingsambtenaar 3], [opsporingsambtenaar 4], [opsporingsambtenaar 5] op 29 augustus 2018, voor zover inhoudende op pagina 52: “geconcludeerd [kan] worden dat de schutter een zeer goede vuurwapenbeheersing heeft”. Hieruit leidt het Hof een zekere mate van professionaliteit af.