ECLI:NL:OGHACMB:2020:264

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
1 december 2020
Zaaknummer
AUA2018H00185
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenbericht oorzaak brand eigen schuld herbouwingskosten

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is behandeld, gaat het om een hoger beroep van Witec N.V. en El Louvre N.V. tegen Milcro N.V. naar aanleiding van een brand die op 19 maart 2012 heeft plaatsgevonden in een loods waar Witec en El Louvre gevestigd zijn. De brand heeft geleid tot aanzienlijke schade, niet alleen aan de eigendommen van Witec en El Louvre, maar ook aan die van Milcro, die op een nabijgelegen perceel is gevestigd. Milcro heeft Witec en El Louvre aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van de brand en heeft een vordering ingesteld tot betaling van een schadevergoeding van Afl. 973.517,83.

Het Hof heeft in zijn uitspraak van 17 november 2020 het eerdere vonnis van het Gerecht bevestigd, waarin de vordering van Milcro is toegewezen. Witec en El Louvre zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van Afl. 953.896,67, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het Hof heeft echter ook de noodzaak erkend voor deskundigenrapporten om de oorzaak van de brand en de hoogte van de schade vast te stellen. Het Hof heeft Witec en El Louvre de kans gegeven om bewijs te leveren dat de brandweer de situatie in de loods goedkeurde, en heeft hen gevraagd om schriftelijke verklaringen van brandweerfunctionarissen te overleggen.

De zaak is complex, met verschillende juridische en feitelijke vragen over aansprakelijkheid, causaal verband en de hoogte van de schade. Het Hof heeft de partijen verzocht om hun standpunten en eventuele deskundigen voor te dragen, en heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot 19 januari 2021.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2020 Vonnis no.:
Registratienummers: AUA201600862 en AUA2018H00185
Uitspraak: 17 november 2020
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
1. de naamloze vennootschap
WITEC N.V.,
gevestigd in Aruba,
2. de naamloze vennootschap
EL LOUVRE N.V.,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk gedaagden,
thans appellanten,
gemachtigden: mrs. A.A. Ruiz en I.R. Wever,
tegen
de naamloze vennootschap
MILCRO N.V.,
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk eiseres,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.T.J.M. Oomen.
De partijen worden hierna Witec en El Louvre (appellanten gezamenlijk) en Milcro (geïntimeerde) genoemd.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1
Het Hof verwijst naar zijn tussenvonnis van 24 september 2019. Bij dat vonnis is de zaak verwezen naar de rol voor akte bewijs betaling griffierecht zijdens Witec en El Louvre.
1.2
Op de rol van 26 november 2019 hebben Witec en El Louvre die akte genomen.
1.3
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

2.Griffierecht

Bij voornoemde akte hebben Witec en El Louvre het bewijs gevoegd dat het nageheven griffierecht is voldaan. Het hoger beroep kan nu inhoudelijk worden behandeld.

3.De beoordeling

3.1
In hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende, door het Gerecht onder 2.1 tot en met 2.7 van het bestreden vonnis vastgestelde feiten.
3.1.1
Milcro heeft de gebouwen, gelegen op het perceel aan de L.G. Smith Boulevard 126-A, in eigendom. Op dat perceel is Antraco Aruba N.V. gevestigd.
3.1.2
Witec is een onderneming met als bedrijfsdoelstellingen de groothandel in levensmiddelen, dranken, souvenirartikelen, huishoudelijke artikelen, elektrische en elektronische artikelen, gereedschappen, tuinartikelen, kleding, sportartikelen, medicijnen en verfwaren. El Louvre is een onderneming met als bedrijfsdoelstellingen de groot-, klein-, agenturen- en commissiehandel in pesticides, sanitaire artikelen, cosmetica, toiletartikelen, huishoudelijke artikelen en snoepgoed. Beide ondernemingen zijn gevestigd aan de Arendstraat 111.
3.1.3
Op 19 maart 2012 is een brand ontstaan in een loods op het perceel, waarop Witec en El Louvre gevestigd zijn (hierna te noemen: loods 3). In deze loods waren diverse goederen opgeslagen, zoals propaan- en freoncilinders, lijm, spuitbussen met verf en insecticiden, zonnebrandproducten, schoonmaakproducten voor auto’s, cilinders voor airco’s en ingeblikte etenswaren. Volgens een rapport van de brandweer van 7 juni 2012 is deze loods als gevolg van de brand volledig afgebrand. Verder is in dat rapport aan schade op dat perceel vermeld:
“De trapeze golfplaat van het dak en de metalenbewerking wand waren helemaal verbrand en de stalen hoofddraagconstructie was helemaal vervormd en in elkaar gezakt. Het beton brandwerend wand liep zeer grote brandschade. De inboedel en de verongelukte forklift waren helemaal verbrand. (…).”
3.1.4
De brand is overgeslagen naar onder meer het perceel van Milcro. In voormeld rapport van de brandweer is aan schade op dit perceel vermeld:
“De opslagplaats, Loods-2 en kantoor-1 waren helemaal verbrand. De metalen hoofddraagconstructie en –bewerking waren vervormd en zakten helemaal in elkaar. (…) Loods-3 en de inboedel liepen zeer grote brand-, water- en rookschade (…).”
3.1.5
Bij brief van 1 oktober 2014 heeft Milcro Witec aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van de brand geleden schade.
3.1.6
Bij brief van 4 februari 2016 heeft Milcro Witec en El Louvre
aansprakelijk gesteld voor de als gevolg van de brand geleden schade en
verzocht om deze schade, voor zover niet door de verzekeraar vergoed, tot een bedrag van Afl. 973.517,83 te vergoeden.
3.1.7
Bij brief van 25 februari 2016 heeft de aansprakelijkheidsverzekeraar van El Louvre Milcro te kennen gegeven zich op het standpunt te stellen dat zij niet aansprakelijk is voor de door Milcro als gevolg van de brand geleden schade.
3.2
Milcro heeft vervolgens deze procedure aangespannen en bij inleidend verzoekschrift gevorderd dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Witec en El Louvre hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van Afl. 973.517,83, vermeerderd met rente en kosten.
3.3
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de vordering toegewezen en Witec en El Louvre hoofdelijk en uitvoerbaar bij voorraad veroordeeld tot betaling van een bedrag van Afl. 953.896,67, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 maart 2012, een bedrag van Afl. 19.621,16 aan expertisekosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 maart 2016, en de op in totaal Afl. 15.909,86 begrote proceskosten.
3.4
Met grief I klagen Witec en El Louvre dat het Gerecht ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van hun aanbod om door het horen van getuigen te bewijzen dat de brandweer loods 3 niet alleen vóór, maar ook na de verbouwing in 2008/2009 heeft goedgekeurd wat betreft de brandveiligheids-voorschriften. Het Gerecht heeft dat bewijs niet nodig gevonden omdat die goedkeuring, mocht deze komen vast te staan, onverlet laat dat Witec en El Louvre zonder de vereiste Hindervergunning en in strijd met artikel 15 van de aan de bouwvergunning verbonden brandveiligheidsvoorschriften in de loods licht ontvlambare vloeistoffen hadden opgeslagen en Witec en El Louvre niet hadden gesteld dat de brandweer (ook) het gebruik van de loods in strijd met die voorschriften heeft goedgekeurd.
3.5
In hoger beroep lijken Witec en El Louvre die laatste stelling wel in te nemen en zij betrekken daarop (kennelijk) ook hun herhaalde bewijsaanbod. Hoewel deze (mondelinge) goedkeuring, zoals het Gerecht ook heeft overwogen in rov. 4.2, niet de vereiste Hindervergunning door de minister kan vervangen, en er in (elk geval) dat opzicht, naar Witec en El Louvre niet bestrijden, sprake is van onrechtmatig handelen, zou het voor de beoordeling van de aansprakelijkheid niettemin van belang kunnen zijn dat vast komt te staan dat deze goedkeuring na het afronden van de verbouwingswerkzaamheden in 2008/2009 is gegeven.
3.6
Het Hof zal daarom Witec en El Louvre nog een (laatste) kans geven om voldoende gedetailleerde schriftelijke verklaringen in het geding te brengen van (in elk geval) de betrokken brandweerfunctionarissen, waaruit blijkt dat er inderdaad een keuring van de na de verbouwing aanwezige situatie heeft plaatsgevonden, dat (en waarom) deze situatie voldoende brandveilig werd bevonden en dat (daarom) het voorschrift van artikel 15 van de bouwvergunning niet langer van betekenis was. De betrokkenen dienen daarbij te vermelden of zij bereid zijn om die verklaring onder ede te herhalen. Daarna zal worden bezien in hoeverre aan een dergelijk verhoor onder ede nog behoefte bestaat. Worden geen verklaringen overgelegd, dan zal in beginsel geen getuigenverhoor worden toegestaan.
3.7
Grief II heeft betrekking op het causaal verband, in het bijzonder op de eigen bijdrage die Milcro aan de schade heeft geleverd (art. 6:101 BW). Daarbij leggen Witec en El Louvre de nadruk op de aanwezigheid - zonder bouwvergunning en in strijd met de bouw- en veiligheidsvoorschriften - van een gebouwtje op het terrein van Milcro pal naast de erfgrens bij loods 3 alsmede op de afwezigheid van brandvertragende maatregelen in de loodsen van Milcro.
3.8
Partijen hebben hun standpunten over deze kwesties toegelicht met onder meer partijrapporten; Milcro heeft tevens videobeelden van de brand overgelegd. Bij een eerste blik op de door Milcro overgelegde videobeelden lijkt plausibel de stelling van Milcro dat de vuurontwikkeling in loods 3, mede als gevolg van de aanwezigheid daarin van licht ontvlambare en explosieve artikelen, zo heftig is geweest dat het overslaan van de brand naar de gebouwen van Milcro onvermijdelijk was, ook als het “verbindende” gebouwtje er niet had gestaan. Daarbij geldt dat de wind geen disculperende en/of het causaal verband doorbrekende omstandigheid is nu deze, zoals Milcro ook heeft aangevoerd, in Aruba vrijwel altijd krachtig en in min of meer dezelfde richting waait en niet is gebleken dat op de dag van de brand zich een uitzonderlijke situatie heeft voorgedaan.
3.9
Het Hof heeft voor een goede beoordeling van deze punten echter behoefte aan objectieve en deskundige nadere voorlichting over onder meer de vraag in welke mate de aanwezigheid van het “verbindende” gebouwtje op het terrein van Milcro dichtbij de erfgrens bij loods 3 en de mate waarin brandwerende en brandvertragende maatregelen waren getroffen in de loods van Milcro - voor zover dat laatste nog is vast te stellen een bijdrage hebben geleverd aan het overslaan van de brand en veroorzaken van schade. Daarbij is vooralsnog uitgangspunt dat het “verbindende” gebouwtje zonder vergunning en beoordeling van de brandweer is geplaatst. Getuige de als onderdeel van productie XIV bij pleidooi door Milcro overlegde luchtfoto’s lijkt dat vóór 2002, en dus ook vóór de verbouwing van loods 3 in 2008/2009, te zijn gebeurd. Afhankelijk van de bevindingen van de deskundige zal worden beoordeeld of er nog aanleiding is tot nader onderzoek en bewijslevering op dit punt alsmede ten aanzien van de vraag of Milcro de vereiste brandwerende en brandvertragende maatregelen had getroffen. Uit het overgelegde brandweerrapport lijkt te volgen dat dit niet het geval is geweest.
3.1
De aan de deskundige voor te leggen vragen op dit punt luiden dan als volgt:
a. kunt u een zo nauwkeurig mogelijke inschatting geven van de mate waarin de aanwezigheid van de kleine loods (het “verbindende” gebouwtje) vlakbij de erfgrens bij loods 3 heeft bijgedragen aan het overslaan van de brand en de resulterende schade, liefst mede uitgedrukt in een percentage dat de kans weergeeft dat het overslaan was uitgebleven wanneer het gebouw er niet had gestaan?
b. indien gelet op het antwoord op de vorige vraag nog relevant: in hoeverre waren de gebouwen van Milcro behouden gebleven wanneer dat “verbindende” gebouwtje er niet had gestaan?
c. aangenomen dat in de loodsen van Milcro geen brandwerende en brandvertragende maatregelen waren genomen:
1. kunt u een zo nauwkeurig mogelijke inschatting geven van de mate waarin het ontbreken van die maatregelen heeft bijgedragen aan het overslaan van de brand en de resulterende schade, liefst mede uitgedrukt in een percentage dat de kans weergeeft dat het overslaan was uitgebleven wanneer de maatregelen wel waren getroffen?
2. indien gelet op het antwoord op de vorige vraag nog relevant: in hoeverre waren de gebouwen van Milcro behouden gebleven wanneer de maatregelen wel waren getroffen?
d. indien gelet op de antwoorden op de vorige vragen nog relevant: wat is de gecombineerde invloed van deze twee factoren: de aanwezigheid van het “verbindende” gebouwtje en het ontbreken van brandwerende en brandvertragende maatregelen in de loodsen van Milcro?
e. wat is er voor de door het Hof uit te voeren beoordeling wat u betreft nog relevant en waarom?
3.11
Deskundige voorlichting is eveneens gewenst ten aanzien van de hoogte van de schade. Ook op dit punt liggen er conflicterende partijrapporten. Uitgangspunt bij de schadeberekening is de vaststelling van de herbouwwaarde van de afgebrande gebouwen in 2012, welk bedrag dan (afgezien van eventuele correcties uit hoofde van art. 6:101 BW) met wettelijke rente kan worden toegewezen. In dat opzicht zijn de hogere herbouwkosten anno 2019 waarop Milcro zich beroept in beginsel niet van belang.
3.12
De vraag aan de deskundige op dit punt zou dan luiden als volgt:
tegen welke kosten konden de gebouwen in 2012 worden herbouwd in zoveel mogelijk de oude staat en, voor zover nog bruikbaar, op de nog aanwezige fundamenten?
3.13
Omdat de omvang van de schade nog met behulp van een deskundigenrapport moet worden bepaald, is de eiswijziging van Milcro bij pleidooi in appel, die neerkomt op een verhoging van het gevorderde schadebedrag, als zodanig niet in strijd met een goede procesorde. Dat opmerkelijk is dat Milcro vele jaren na de brand en ook jaren na het vorige rapport nog met een nader rapport en een hoger bedrag komt, maakt dat niet anders. Ook zonder dit rapport was het Hof tot benoeming van een deskundige overgegaan en lag de vraag naar de hoogte van de schadevergoedingsplicht nog geheel open. Dat Witec en El Louvre door deze eiswijziging in hun processuele belangen zijn geschaad is dan ook niet gebleken.
3.14
Mede gelet op de tijd die deze zaak zich nu al voortsleept lijkt de benoeming van een deskundige die beide kwesties onderzoekt, dan wel een gelijktijdige benoeming van twee deskundigen die synchroon werken wenselijk. Anderzijds kan niet op voorhand worden uitgesloten dat de uitkomst van de bewijslevering en het onderzoek over causaliteit en eigen schuld is dat iedere aansprakelijkheid ontbreekt. Ook bestaat de mogelijkheid dat partijen, als de omvang van de aansprakelijkheid eenmaal is bepaald, het over de hoogte van herbouwkosten onderling eens kunnen worden om zo kosten en tijd te besparen. Dat pleit dan weer voor een gefaseerde uitvoering.
3.15
Partijen zullen zich hierover bij gelijktijdige akte kunnen uitlaten. Zij kunnen daarbij ook laten weten of zij een kandidaat of kandidaten kunnen voordragen die voor beide partijen aanvaardbaar zijn. Ook mogen zij zich uitlaten over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Witec en El Louvre ten slotte, dienen de onder 3.6 bedoelde verklaringen te overleggen.
3.16
Verder wordt ieder beslissing eerst aangehouden.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van 19 januari 2021 voor gelijktijdige aktes van beide partijen zoals onder 3.15 bedoeld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, M.W. Scholte en F.W.J. Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en is, door mr. Scholte ondertekend, ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 17 november 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.