Uitspraak
HET OPENBAAR LICHAAM BONAIRE,
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire werd behandeld, gaat het om een hoger beroep van [Appellante] tegen het Openbaar Lichaam Bonaire. De zaak betreft de eigendom van een perceel grond gelegen te Antriol, kadastraal bekend als afdeling 4, sectie D, nummer 213, groot 16.700m2. [Appellante] stelt dat zij door verjaring eigenaar is geworden van het perceel, maar het Hof oordeelt dat deze stelling niet kan worden aangenomen. Het Hof verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de vordering van [Appellante] moet worden afgewezen.
De procedure begon met een tussenvonnis van 17 december 2019, waarin het Hof al had geoordeeld dat de eigendom van het perceel niet aan [Appellante] was overgedragen. Tijdens de verdere procedure heeft [Appellante] aangegeven dat zij de memorie van antwoord van Bonaire niet had ontvangen, wat leidde tot een hernieuwde betekening. Na de betekening heeft [Appellante] alsnog een memorie van antwoord ingediend.
Het Hof heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de stellingen van [Appellante] onvoldoende zijn onderbouwd en dat er geen huurovereenkomst was die haar aanspraken op het perceel zou kunnen rechtvaardigen. Het Hof heeft vastgesteld dat de eigendom van het perceel bij het Openbaar Lichaam Bonaire ligt, en dat de vordering van [Appellante] om eigenaar te worden van het perceel faalt. Het Hof heeft de vorderingen van [Appellante] in conventie afgewezen en in reconventie verklaard dat Bonaire eigenaar is van het perceel, met de mogelijkheid tot inschrijving in de openbare registers.
De kosten van de procedures zijn voor rekening van [Appellante], en het Hof heeft de eerdere beslissing van het Gerecht vernietigd die de kosten had gecompenseerd. Dit vonnis is uitgesproken op 17 november 2020.