In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant uit Sint Maarten tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. De appellant had op 18 juli 2018 een verzoek ingediend bij de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening, Milieu en Infrastructuur op basis van artikel 3 van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob). Dit verzoek betrof documenten en informatie over de uitgifte in erfpacht van percelen land en water aan publieke personen. De minister heeft dit verzoek deels ingewilligd en deels afgewezen, wat leidde tot een beroep van de appellant. Het Gerecht verklaarde het beroep ongegrond, waarna de appellant hoger beroep instelde.
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft de zaak op 20 augustus 2020 behandeld. De appellant, vertegenwoordigd door mr. C.R. Rutte, en de minister, vertegenwoordigd door mr. C.M.P. van Hees, hebben via videoverbinding deelgenomen aan de zitting. Het Hof oordeelt dat de definitie van 'publieke personen' die door de appellant is gegeven te ruim is om het verzoek te kunnen beoordelen. Dit omvatte namelijk een grote groep personen, waaronder ambtenaren en hun familieleden. Het Hof bevestigt de uitspraak van het Gerecht en oordeelt dat de minister niet verplicht is om de gevraagde informatie te verstrekken, aangezien de appellant onvoldoende gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zijn verzoek te specificeren. De uitspraak van het Gerecht wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.