ECLI:NL:OGHACMB:2020:222

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
AUA2019H00104
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vergunning intrekking windmolenpark en procesbelang

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, die op 20 mei 2019 het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaarde. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van een vergunning voor het oprichten van een windmolenpark in Urirama door de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie. De minister had op 1 juni 2018 de vergunning onder voorwaarden ingetrokken, waarna appellante op 11 juli 2018 bezwaar maakte. Het uitblijven van een beschikking op dit bezwaar leidde tot een beroep dat door het Gerecht als niet-ontvankelijk werd verklaard.

Tijdens het hoger beroep heeft de minister op 26 juni 2020 alsnog beslist op het bezwaar van appellante, waarbij hij het bezwaar primair niet-ontvankelijk en subsidiair ongegrond verklaarde. De minister heeft het Hof laten weten dat appellante geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de fictieve afwijzing van haar bezwaar, aangezien er inmiddels een beslissing op het bezwaar was genomen. Het Hof heeft geoordeeld dat appellante geen (proces)belang meer heeft en heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die appellante heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep, alsook tot terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 september 2020.

Uitspraak

AUA2019H00104
Datum uitspraak: 24 september 2020
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], gevestigd te Aruba
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 20 mei 2019 in zaak nr. AUA201900254, in het geding tussen:
appellante
en
de minister van Justitie, Veiligheid en Integratie (hierna: de minister).

Procesverloop

Bij beschikking van 1 juni 2018 heeft de minister een aan appellante verleende vergunning onder voorwaarden voor het in Urirama oprichten van een windmolenpark met 8 windturbines van 3.3. megawatt ingetrokken.
Op 11 juli 2018 heeft appellante daartegen bezwaar gemaakt.
Op 24 januari 2019 heeft appellante beroep ingesteld tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking op het door haar gemaakte bezwaar (fictieve afwijzing).
Bij uitspraak van 20 mei 2019 heeft het Gerecht het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellante hoger beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven.
Overwegingen
1.
Bij brief van 7 augustus 2020 heeft de minister het Hof te kennen
gegeven dat hij bij beschikking van 26 juni 2020 alsnog heeft beslist op het door appellante gemaakte bezwaar. Daarbij heeft de minister dat bezwaar primair niet-ontvankelijk en subsidiair ongegrond verklaard. Appellante heeft tegen die beschikking beroep ingesteld bij het Gerecht.
Gelet op het voorgaande, is het Hof van oordeel dat appellante geen (proces)belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de fictieve afwijzing van haar bezwaar.
2.
Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
3.
De minister dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
4.

Beslissing

Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
veroordeelt de minister van Justitie tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten ten bedrage van NAf1.400,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
gelast dat de minister van Justitie aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van NAf100,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. B.J. van Ettekoven, leden, in tegenwoordigheid van
mr. D. Meyer-de Beer, griffier.
w.g. Saleh
w.g. Meyer-de Beer
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2020