ECLI:NL:OGHACMB:2020:216

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
CUR2019H00287
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake legesheffing voor hotels buiten stadsdistrict en Salinja

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 24 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Chogogo Resort Curaçao N.V. tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De zaak betreft de vraag of artikel 45 van de Eilandsverordening leges, precariorechten en retributies Curaçao een grondslag biedt voor het opleggen van leges aan hotels die zich buiten het stadsdistrict en Salinja bevinden. Chogogo Resort Curaçao N.V. had een aanslag van NA3.000,- opgelegd gekregen door de minister van Algemene Zaken, welke aanslag door het Gerecht in eerste aanleg ongegrond was verklaard. Chogogo Resort heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Het Hof heeft vastgesteld dat de tekst van artikel 45 van de Verordening geen grondslag biedt voor het heffen van leges voor hotels buiten het stadsdistrict en Salinja. De minister had zich op het standpunt gesteld dat de wetgever niet de bedoeling had om hotels buiten deze gebieden vrij te stellen van leges, maar het Hof oordeelde dat de letterlijke tekst van het artikel duidelijk is en slechts voor één uitleg vatbaar. Het Hof heeft de eerdere uitspraak van het Gerecht vernietigd en de beschikking op bezwaar van de minister ook vernietigd, waardoor de aanslag van NA3.000,- werd herroepen. Tevens is de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan Chogogo Resort Curaçao N.V.

De uitspraak benadrukt het belang van de letterlijke tekst van wetgeving en de noodzaak voor een duidelijke grondslag voor het opleggen van belastingen en heffingen. Het Hof heeft de minister ook verplicht om de griffierechten te vergoeden die door Chogogo Resort zijn betaald voor zowel het beroep als het hoger beroep.

Uitspraak

CUR2019H00287
Datum uitspraak 24 september 2020
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de naamloze vennootschap Chogogo Resort Curaçao N.V., gevestigd in Curaçao,
appellante,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, van 14 juni 2019 in zaak nr. CUR201400582, in het geding tussen:
Chogogo Resort Curaçao N.V.
en
de minister van Algemene Zaken (hierna: de minister).
Procesverloop
Bij beschikking van 6 oktober 2010 heeft de minister aan Chogogo Resort Curaçao N.V. een aanslag vergunningsrecht van NA
f3.000,- opgelegd.
Bij beschikking van 24 november 2014 heeft de minister het door Chogogo Resort Curaçao N.V. daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 juni 2019 heeft het Gerecht het door Chogogo Resort Curaçao N.V. daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Chogogo Resort Curaçao N.V. hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 augustus 2020, waar Chogogo Resort Curaçao N.V., vertegenwoordigd door mr. J.A. Starreveld, en de minister, vertegenwoordigd door mr. S.S.J. Vierbergen, zijn verschenen.
Overwegingen
Aan Chogogo Resort Curaçao N.V. is op 25 februari 2009 een hotelvergunning verleend. Bij beschikking van 6 oktober 2010, gehandhaafd bij beschikking van 24 november 2014, heeft de minister aan Chogogo Resort Curaçao N.V. over het jaar 2010 een aanslag opgelegd op grond waarvan zij aan de Afdeling Financiën leges ten bedrage van NA
f3.000,- verschuldigd is voor de verleende hotelvergunning. Partijen zijn verdeeld over de vraag of artikel 45 van de Eilandsverordening leges, precariorechten en retributies Curaçao (hierna: de Verordening) een grondslag biedt voor het heffen van deze leges.
Artikel 45 van de Verordening luidt:
“1. Aan de Afdeling Financiën zijn de volgende leges verschuldigd met betrekking tot lokaliteiten in het stadsdistrict en in Salinja voor de navolgende vergunningen van de Vergunningslandsverordening (P.B. 1963, no. 28):
a. een koffiehuisvergunning, per jaar NA
f2400
b. een sociëteitsvergunning, per jaar NA
f2400
c. een grossiervergunning, per jaar NA
f2400
d. een slijtvergunning, per jaar NA
f1200
e. een bierhuisvergunning, per jaar NA
f1200
f. een logementvergunning, per jaar NA
f1200
g. een restaurantvergunning A, per jaar NA
f720
h. een restaurantvergunning B, per jaar NA
f720
i. een ijshuisvergunning, per jaar NA
f720
j. een hotelvergunning, per jaar NA
f3000.
2. Op grond van het tweede lid is voor lokaliteiten buiten het stadsdistrict en buiten Salinja de helft van de legesbedragen sub a, b, e, g, h en i vermeld verschuldigd. De begrenzing van het stadsdistrict en van Salinja wordt zonodig bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgesteld.”
Op grond van artikel 5, eerste lid, van de Landsverordening algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur heeft de Verordening sinds 10 oktober 2010 de status van landsverordening.
3. Op grond van artikel 126, eerste lid, van de Verordening kan een belanghebbende tegen een beslissing van (lees:) de minister binnen twee weken na ontvangst van het besluit in beroep komen bij de Eilandsraad, die in hoogste instantie beslist.
Op grond van artikel 6, negende lid, van de Landsverordening algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur treedt na 10 oktober 2010 waar van enige beslissing beroep wordt opengesteld op de Eilandsraad of een commissie daaruit, beroep overeenkomstig de bepalingen van de Landsverordening administratieve rechtspraak daarvoor in de plaats.
4. Naar het oordeel van het Gerecht heeft de minister artikel 45 van de Verordening ten grondslag kunnen leggen aan de aanslag. Voor het oordeel dat dit artikel alleen betrekking heeft op lokaliteiten binnen het stadsdistrict en Salinja, terwijl het hotel van Chogogo Resort Curaçao N.V. daarbuiten ligt, ziet het Gerecht geen grond. Voor een belanghebbende kon bij lezing van de artikelleden in samenhang, duidelijk zijn dat de wetgever met de afbakening van het stadsdistrict en Salinja heeft beoogd voor enkele horeca-activiteiten daarbuiten lagere leges in rekening te brengen en níet om daarbuiten categorieën van horecalokaliteiten te vrijwaren van leges. Daarbij wijst het Gerecht voorts op de parlementaire stukken. Naar het oordeel van het Gerecht is de bewoording van het artikel dan ook kennelijk onjuist, zodat de door de minister opgelegde aanslag niet in strijd is met de rechtszekerheid.
5. Chogogo Resort Curaçao N.V. bestrijdt het oordeel van het Gerecht. Volgens Chogogo Resort Curaçao N.V. biedt artikel 45 van de Verordening geen grondslag voor het heffen van leges voor hotels buiten het stadsdistrict en Salinja, aangezien deze categorie op geen enkele wijze genoemd is in het artikel. Verder is er volgens Chogogo Resort Curaçao N.V. in de memorie van toelichting geen aandacht besteed aan het onderscheid tussen het stadsdistrict en Salinja en de locaties daarbuiten, zodat daarin evenmin een aanknopingspunt voor de uitleg van de minister gevonden kan worden.
5.1. Op grond van artikel 84 van de Staatsregeling van Curaçao wordt het opleggen van belastingen en andere heffingen bij landsverordening vastgesteld. Dit brengt mee dat zowel de omschrijving van belastbare feiten als de in acht te nemen tarieven hun grondslag moeten hebben in een landsverordening.
5.2. Uit de tekst van het eerste lid van artikel 45 van de Verordening volgt dat lokaliteiten in het stadsdistrict en Salinja, waaronder hotels, leges verschuldigd zijn. De letterlijke tekst van het eerste lid biedt daarmee geen grondslag voor het heffen van leges voor hotels buiten het stadsdistrict en Salinja. Deze grondslag kan evenmin gevonden worden in het tweede lid, aangezien daarin alleen voor lokaliteiten buiten het stadsdistrict en Salinja zoals genoemd in de onderdelen a, b, e, g, h en i van het eerste lid een uitzondering wordt gemaakt op het bepaalde in het eerste lid. Hotels vallen daar niet onder. Ook de twee leden in samenhang gelezen bieden naar het oordeel van het Hof daarvoor geen grondslag. Voor zover de minister zich op het standpunt heeft gesteld dat uit de memorie van toelichting volgt dat de wetgever niet beoogd heeft om hotels buiten het stadsdistrict en Salinja vrij te stellen van het betalen van leges zodat de tekst van het artikel kennelijk onjuist moet worden geacht, volgt het Hof de minister daarin niet. De letterlijke tekst van het artikel is duidelijk en slechts voor één uitleg vatbaar. Mede gelet op artikel 84 van de Staatsregeling van Curaçao kan daarom niet worden aanvaard dat de werkingssfeer van het artikel louter op grond van de toelichting wordt uitgebreid. Of door de wetgever wel of niet is beoogd om hotels buiten het stadsdistrict en Salinja vrij te stellen van het betalen van leges, is dan ook niet van belang. Anders dan het Gerecht is het Hof daarmee van oordeel dat artikel 45 van de Verordening geen grondslag biedt voor de aan Chogogo Resort Curaçao N.V. opgelegde aanslag.
5.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, zal het Hof het bij het Gerecht ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren, de beschikking op bezwaar van 24 november 2014 vernietigen en de beschikking van 6 oktober 2010 herroepen.
6. Het Hof stelt de proceskosten in beroep vast op een bedrag van NA
f700,- (voor het indienen van het beroepschrift) en voor het hoger beroep op een bedrag van NA
f1.400,- (NA
f700,- voor het indienen van het hogerberoepschrift en NA
f700,- voor het verschijnen ter zitting).
7.
Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
verklaarthet hoger beroep
gegrond;
II.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao 14 juni 2019 in zaak nr. CUR201400582;
III.
vernietigtde beschikking op bezwaar van 24 november 2014;
IV.
herroeptde beschikking van 6 oktober 2010;
V.
bepaaltdat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beschikking;
VI.
veroordeeltde minister tot vergoeding van de bij Chogogo Resort Curaçao N.V. opgekomen proceskosten tot een bedrag van
NA
f2.100,00, geheel toe te kennen voor door een derde verleende rechtsbijstand;
VII.
gelastde minister tot vergoeding aan Chogogo Resort Curaçao N.V. van het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van NA
f150,- en het voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van
NA
f300,-.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, en mr. T.G.M. Simons en mr. B.J. van Ettekoven, leden, in tegenwoordigheid van
mr. C.F. Donner-Haan, griffier.
w.g. Saleh
voorzitter
w.g. Donner-Haan
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2020