ECLI:NL:OGHACMB:2020:215
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Beschikking
- Th.G. Lautenbach
- E.M. van der Bunt
- M.W. Scholte
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag en incidentele vordering tot afgifte stukken ex artikel 843a Rv
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [Appellant] tegen de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) betreffende de kennelijk onredelijke opzegging van haar arbeidsovereenkomst. [Appellant] was werkzaam als onderdirecteur Operationele Zaken bij CBCS en is op 22 februari 2019 ontslagen. In eerste aanleg heeft het Gerecht in Curaçao de verzoeken van [Appellant] afgewezen, omdat de opzegging niet kennelijk onredelijk was. [Appellant] heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij geen invloed had op het beleid van CBCS en dat de gang van zaken het gevolg was van de centralistische structuur van de organisatie. Het Hof heeft vastgesteld dat de reden voor het ontslag was dat CBCS, op basis van verschillende onderzoeken, geen vertrouwen meer had in het functioneren van [Appellant]. Het Hof oordeelt dat [Appellant] meer verantwoordelijkheidsbesef had moeten tonen en dat haar ontslag niet kennelijk onredelijk is. Daarnaast heeft [Appellant] een incidentele vordering ingediend tot afgifte van bepaalde documenten, maar ook deze vordering is afgewezen. Het Hof bevestigt de beschikking van het Gerecht en veroordeelt [Appellant] in de kosten van de procedure.