ECLI:NL:OGHACMB:2020:206

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
CUR2019H00385
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vordering tot afgifte van een boot in kort geding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap NOTARISPRAKTIJK HU-A-NG B.V. tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. Hu-A-Ng is in hoger beroep gekomen van een vonnis dat op 1 november 2019 is uitgesproken in kort geding. In de bodemprocedure zijn bijna alle vorderingen van Hu-A-Ng afgewezen, met uitzondering van de vordering tot afgifte van een boot, die is toegewezen. Hu-A-Ng heeft in hoger beroep grieven aangevoerd tegen het vonnis, maar het Hof oordeelt dat de grieven falen. Het Hof bevestigt het vonnis waarvan beroep en veroordeelt Hu-A-Ng in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 15 september 2020.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2020 Vonnis no.:
Registratienummers: CUR201903557 – CUR2019H00385
Uitspraak: 15 september 2020
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S I N K O R T G E D I N G
in de zaak van
1. de besloten vennootschap
NOTARISPRAKTIJK HU-A-NG B.V.,
gevestigd in Curaçao,
2. [ Appellant 2]
,
wonende in Curaçao,
hierna samen: Hu-A-Ng ,
in eerste aanleg gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
thans appellanten,
gemachtigde: mr. O.E. Kostrzewski,
tegen
[Geïntimeerde],
wonende in Curaçao,
hierna: [Geïntimeerde],
in eerste aanleg eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.E. Lovert.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij een op 5 november 2019 ingekomen akte van appel is Hu-A-Ng in hoger beroep gekomen van het tussen partijen in kort geding in gewezen en op 1 november 2019 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht).
1.2
Bij een op 25 november 2019 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft Hu-A-Ng zijn eis gewijzigd en grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en zijn gewijzigde eis zal toewijzen.
1.3
Bij memorie van antwoord, ingekomen op 9 januari 2020, heeft [Geïntimeerde] de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van Hu-A-Ng in, naar het Hof begrijpt, de proceskosten in hoger beroep.
1.4
Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben partijen per e-mail pleitnotities overgelegd.
1.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
Tussen partijen is inmiddels vonnis gewezen in de bodemprocedure, waarbij in conventie bijna alle vorderingen van Hu-A-Ng die corresponderen met de in dit kort geding gevraagde voorzieningen zijn afgewezen en hij dus, anders dan hij het bij pleidooi meent te moeten presenteren, nagenoeg volledig in het ongelijk is gesteld. Alleen de vordering tot afgifte van de boot, waartoe [Geïntimeerde] zich steeds bereid heeft verklaard, is toegewezen, met een voorziening voor het geval [Geïntimeerde] toch niet meewerkt. Hu-A-Ng beschikt op dit punt dus al over een titel. Eventuele klachten over de uitvoering van dat vonnis, zoals Hu-A-Ng die bij pleidooi op nogal tentatieve wijze naar voren heeft gebracht, horen niet in dit kort geding thuis, althans niet in dit stadium. Voor het toewijzen van de gevraagde schadevergoeding in dit kort geding bestaat ook inhoudelijk geen enkele aanleiding.
2.2
Hierop stuiten de grieven 1 tot en met 9 af.
2.3
Met grief 10 klaagt Hu-A-Ng (slechts) dat de eerste rechter had moeten aannemen dat [Geïntimeerde] het kort geding juist met het oog op haar schadevergoedingsvordering had aangespannen. Uit de stellingen van [Geïntimeerde] blijkt echter afdoende dat het haar om het beslag was te doen en dat de schadevergoeding een bijkomstigheid was. Daarvoor pleit ook de bescheiden omvang van de vordering.
Daarenboven hebben de gedingstukken zijdens [Geïntimeerde] (in conventie en in reconventie) en de behandeling ter zitting in zodanige mate betrekking op het bestaan van de door Hu-A-Ng gepretendeerde vordering dat het gerechtvaardigd is dat Hu-A-Ng zowel de kosten van de reconventie ad NAf 750,- als die van de conventie (NAf 1.500,- voor salaris en NAf 1.029,- aan verschotten) aan [Geïntimeerde] moet vergoeden.
2.4
De grieven falen en het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd. Hu-A-Ng zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Hu-A-Ng in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [Geïntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op NAf 327,50 aan explootkosten en NAf 6.000,00 aan salaris voor de gemachtigde;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.M. van der Bunt, M.W. Scholte en F.W.J. Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 15 september 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.