ECLI:NL:OGHACMB:2020:204

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
23 september 2020
Zaaknummer
AUA2019H00081
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eisvermeerdering bij pleidooi en de geldigheid van cessie ter incasso in het kort geding tussen Massimo Consultant and Financial Services N.V. en New India Assurance Representative N.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Massimo Consultant and Financial Services N.V. tegen New India Assurance Representative N.V. Massimo is in hoger beroep gekomen van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin het Gerecht de vorderingen van Massimo had afgewezen. Massimo heeft grieven ingediend tegen dit vonnis en vordert onder andere dat New India de volmachten en akten van cessie van Massimo accepteert en gebruikt om schadeclaims af te wikkelen. New India heeft betoogd dat Massimo niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat zij niet door een advocaat werd vertegenwoordigd. Het Hof heeft echter geoordeeld dat Massimo in haar beroep kan worden ontvangen, omdat procesvertegenwoordiging niet verplicht is, behalve voor de Hoge Raad der Nederlanden.

De zaak draait om de vraag of de cessie van vorderingen aan Massimo rechtsgeldig is en of New India gerechtigd is om aanvullende informatie te eisen voordat zij de schadeclaims afhandelt. Massimo stelt dat zij de benodigde documenten heeft overgelegd en dat New India onterecht twijfelt aan de geldigheid van de cessie. Het Hof oordeelt dat Massimo voldoende heeft aangetoond dat de volmachten zijn geverifieerd en dat New India geen redelijke grond had om te twijfelen aan de geldigheid van de overdracht van de vorderingen. Het Hof verwijst de zaak naar de rol voor akte aan de zijde van New India, waarbij New India moet ingaan op de nieuwe stellingen van Massimo en het verloop van het geschil in de bodemprocedure moet toelichten.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2020 Vonnis no.:
Registratienummers: AUA201900361 – AUA2019H00081
Uitspraak: 22 september 2020
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in het kort geding van:
de naamloze vennootschap
MASSIMO CONSULTANT AND FINANCIAL SERVICES N.V.,
gevestigd te Aruba,
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante,
gemachtigde: procederend in persoon,
tegen
de naamloze vennootschap
NEW INDIA ASSURANCE REPRESENTATIVE N.V.,
gevestigd te Aruba,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. A.F. Kuster.
De partijen worden hierna Massimo en New India genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij akte van appel van 23 april 2019 is Massimo in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 9 april 2019 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht).
1.2.
Bij eveneens op 23 april 2019 ingekomen memorie van grieven, aangeduid als “verzoekschrift hoger beroep”, met producties, heeft Massimo grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van Massimo alsnog zal toewijzen, met veroordeling van New India in de proceskosten.
1.3.
Van New India is geen memorie van antwoord ingekomen.
1.4.
Partijen hebben op de daarvoor bepaalde dag gelijktijdig pleitnotities overgelegd. In haar pleitnotities heeft New India het hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring dan wel integrale afwijzing van het hoger beroep, kosten rechtens.
1.5.
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Massimo is sinds 2018 actief op de Arubaanse verzekeringsmarkt. Zij is een vennootschap die zich onder meer bezig houdt met insurance claims.
2.2.
De werkwijze van Massimo is als volgt. Een medewerker van Massimo gaat na een verkeersongeval ter plaatse. Aan de gedupeerde wordt vervolgens voorgesteld om de vordering tot een schade-uitkering aan Massimo over te dragen, waarna Massimo de gehele schadeafhandeling zal verzorgen. Als de gedupeerde dit voorstel aanvaardt, tekent deze een service agreement, een “power of attorney” (een machtiging aan Massimo) en een “lien and assignment of insurance proceeds” (een cessie van de vordering). Massimo gaat vervolgens de schade afhandelen en stuurt de genoemde documenten door naar de verzekeringsmaatschappij die verantwoordelijk is voor de schade-uitkering, in casu New India.
2.3.
New India heeft Massimo eind januari/begin februari 2019 bericht dat de verdere afhandeling van de door Massimo ingediende schadeclaims verlangt dat de gedupeerden een nadere verklaring ondertekenen. Die verklaring houdt in dat gedupeerden ervoor moeten tekenen dat zij zich realiseren dat alle betalingen aan Massimo worden uitgekeerd en dat zij al hun rechten hebben overgedragen aan Massimo en daarmee hun eigen rechten jegens New India hebben prijs gegeven. Massimo heeft tegen deze nadere verklaring geprotesteerd.

3.De ontvankelijkheid

Blijkens hetgeen hiervoor onder 1.1. is overwogen, is de akte van hoger beroep tijdig, te weten binnen drie weken na de dag van de uitspraak van het bestreden vonnis, ter griffie ingediend. Massimo kan in zoverre in hoger beroep worden ontvangen.

4.De beoordeling

4.1.
In hoger beroep heeft Massimo haar vorderingen in eerste aanleg vermeerderd. Thans vordert zij, samengevat, dat New India wordt:
1. veroordeeld de volmachten en de aktes van cessie van Massimo te accepteren en te honoreren en deze te gebruiken om per direct de schadeclaims met Massimo af te wikkelen;
2. veroordeeld tot een tijdsbestek van 48 uur voor het verifiëren van de volmacht en de cessie akte;
3. veroordeeld de uit te keren dagen time loss te vergoeden per schadeclaim, vanaf de dag van het ongeval;
4. veroordeeld de vooruitbetaalde quotations te vergoeden om tot een schadeloosstelling te komen;
5. veroordeeld de redelijke motorvoertuig reparatiekosten te vergoeden per schadeclaim ad NAf 90,00 per uur en wordt verboden om zelf de reparatietarieven (uurloon) te bepalen;
6. veroordeeld de uit te keren bedragen van de manuren ad NAf 90,00 per uur (voor het reparatiewerk) uit te keren en wordt verboden dit in mindering te brengen op de schadeclaims;
7. verboden om door te gaan met het verspreiden van leugens, op straffe van verbeurte van een redelijke dwangsom;
8. bevolen om de toegangsontzegging van vertegenwoordigers van Massimo ongedaan te maken;
9. bevolen publiekelijk in de media excuses te maken voor de behandeling van Massimo, haar medewerkers en haar cliënten;
10. veroordeeld voor het schuldig maken aan smaad en laster jegens Massimo;
11. veroordeeld tot betaling van een boete om schulden van Massimo te verrekenen met schadeclaims zonder toestemming van Massimo;
12. veroordeeld tot betaling van alle materiële en immateriële schade;
13. veroordeeld tot betaling van wettelijke rente over de overgedragen vorderingen vanaf de datum van het ongeval;
14. verboden om Massimo en haar werknemers geen ongelijke behandeling te geven ten opzichte van andere schuldeisers en Massimo gelijkwaardig te behandelen;
15. bevolen Massimo en haar werknemers niet vernederend en discriminerend te behandelen;
16. veroordeeld tot betaling van de proceskosten;
17. veroordeeld ten onrechte te hebben gehandeld;
18. veroordeeld tot betaling van alle schade veroorzaakt door het onrecht dat Massimo is aangedaan.
4.2.
Het Hof stelt voorop dat Nagico Aruba N.V., Netherlands Antilles & Aruba Assurance company N.V., hierna: Nagico, en Boogaard Assurantiën N.V., hierna: Boogaard, geen partij zijn in hoger beroep. Massimo heeft in haar akte van appel en memorie van grieven enkel New India als geïntimeerde aangemerkt Dat Massimo Nagico en Boogaard – die door het Gerecht als gevoegde partijen zijn toegelaten – in haar pleitnota ook als procespartijen heeft aangemerkt, maakt niet dat zij alsnog als procespartij in de appelprocedure kunnen worden betrokken.
4.3.
New India heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat Massimo door het Hof niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Daarbij heeft zij betoogd dat Massimo in dit hoger beroep (wederom) door de heer [Naam] (hierna: [Naam]) is vertegenwoordigd en dat hij geen advocaat of toegelaten gemachtigde is. Dit verweer wordt verworpen. Procesvertegenwoordiging is noch op enig rechtsgebied noch in enige instantie verplicht, behalve voor de Hoge Raad der Nederlanden die ook hier de cassatierechter is. Partijen kunnen dus ook in persoon bij het Hof procederen. De directeur van Massimo, [Naam], was ter zitting in eerste aanleg aanwezig, zodat niet behoeft te worden betwijfeld dat het geding met zijn instemming namens de vennootschap aanhangig was gemaakt. De akte van appel tevens memorie van grieven is door [Naam] ondertekend, zodat reeds hierom geen reden is om Massimo in haar appel niet-ontvankelijk te verklaren. De door New India overgelegde uitspraak van 27 februari 2019 ziet het Hof evenmin als een grond voor een niet-ontvankelijkverklaring van Massimo. Uit die uitspraak kan enkel worden opgemaakt dat Massimo niet bevoegd was om als beroeps- of bedrijfsmatige rechtsbijstandverlener voor derden in rechte op treden. Massimo zal daarom in haar beroep worden ontvangen.
4.4.
Massimo heeft in haar memorie van grieven zeven grieven geformuleerd. Met grief 1 betoogt zij dat het Gerecht de procedure inzake het betreffende vonnis niet zorgvuldig heeft uitgevoerd omdat i) bepaalde feiten door Massimo zijn aangedragen die niet door het Gerecht zijn beoordeeld en ii) het Gerecht geen onderzoek heeft gedaan naar de door New India aangedragen feiten. In grief 2 stelt Massimo dat het Gerecht haar beslissing ten onrechte heeft gebaseerd op de verificatie van de volmacht en de cessie in plaats van de door New India gepleegde onrechtmatige daden. Grief 3 klaagt dat het Gerecht heeft miskend dat de verificatie van de volmachten en cessies reeds is geschied. Volgens Massimo waren alle overgedragen vorderingen door de schuldenaar New India gecheckt en de desbetreffende cedenten hebben dit via e-mail en/of telefonisch en/of in persoon aan New India bevestigd. Zij hebben verklaard dat zij inderdaad een vordering hebben overgedragen aan Massimo. In deze verklaringen bevestigen zij dat de verzekeringsmaatschappijen reeds op de hoogte zijn van de volmacht en de cessie. Grief 4 houdt in dat het Gerecht haar beslissing ten onrechte heeft gebaseerd op onder meer een schriftelijke verklaring van een medewerker van Forensys, aangezien deze persoon nooit door het Gerecht is gehoord (het is van “horen zeggen”). De verklaring is ook niet onafhankelijk omdat Forensys een bedrijf is dat betaald wordt door verzekeringsmaatschappijen, aldus Massimo. In grief 5 stelt Massimo – kort gezegd – dat het Gerecht ten onrechte haar beslissing heeft gebaseerd op een niet nader onderzochte door New India in het geding gebrachte stelling over een incident dat zich op haar kantoor had plaatsgevonden. Grief 6 houdt in dat de producties niet conform de wet zijn ingediend. Ten slotte klaagt Massimo in grief 7 dat het Gerecht haar ten onrechte heeft verboden om de argumenten in de taal Papiamento aan te voeren.
4.5.
Grief 1 komt erop neer dat het Gerecht de procedure inzake het betreffende vonnis niet zorgvuldig heeft uitgevoerd omdat bepaalde feiten door Massimo zijn aangedragen en niet door het Gerecht zijn beoordeeld. De grief wordt verworpen vanwege gebrek aan belang, reeds vanwege de herkansingsfunctie van het hoger beroep waarbij de vorderingen in volle omvang aan het Hof worden voorgelegd.
4.6.
De grieven 2 tot en met 5 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Deze grieven komen in de kern neer op de vraag of New India terecht een nadere verklaring kan vorderen van de cedenten (de gedupeerden) alvorens zij met Massimo tot afwikkeling en uitbetaling van de schadeclaims overgaat. Massimo stelt dat de volmachten zijn geverifieerd bij de volmachtgever en dat zij, ten bewijze aan New India dat sprake is van een rechtsgeldige overdracht, deze geverifieerde volmachten, de aktes van cessie en de overeenkomsten heeft overgelegd. Volgens Massimo zijn alle overgedragen vorderingen door New India gecheckt en de desbetreffende cedenten hebben dit bovendien in persoon en/of via e-mail en/of telefonisch aan New India bevestigd. Toch weigert New India ten onrechte om mee te werken aan de afhandeling en de uitkering van de aan Massimo overgedragen claims. Zij wenst wederom nieuwe informatie, zoals de diploma’s van de advocaten die al dan niet voor Massimo werken en inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel. Dit is volgens Massimo heel wat anders dan twijfel hebben aan de legitimiteit van de uit handen gegeven vorderingen. Verificatie is aldus een gepasseerd station. New India maakt onrechtmatig onderscheid omdat ze Massimo anders behandelt dan andere schuldeisers en handelt onrechtmatig door het gehele afwikkelingsproces van de schadeclaims te frustreren, aldus Massimo.
4.7.
New India brengt hiertegen in dat zij nooit geweigerd heeft om mee te werken aan de afhandeling van de schadeclaims. Volgens New India ging het erom dat zij wilde verifiëren of de vorderingen daadwerkelijk aan Massimo waren gecedeerd. Voorts heeft New India betwist dat de verificaties al tijdens het moment van de behandeling van het kort geding waren geschied. Het was pas nadat het vonnis in kort geding bekend werd dat de verschillende cedenten onder begeleiding van Massimo naar het kantoor van New India gingen om eindelijk de checks te doen. Ter onderbouwing hiervan heeft New India een reeks verklaringen van cedenten overgelegd waaruit kan worden opgemaakt dat de cedenten pas na het vonnis in kort geding bij haar langs zijn geweest.
4.8.
Partijen lijken er beide van uit te gaan dat Massimo zich de vorderingen met een cessie ter incasso in (al dan niet fiduciaire) eigendom laat overdragen met een privatieve last aan Massimo om deze geldend te maken en het Hof zal hen hierin volgen. Vooropgesteld wordt dan dat volgens de Parlementaire Geschiedenis (Boek 3 BW, p. 396) in beginsel de debiteur van een overgedragen vordering (debitor cessus) geen aanspraak kan maken op meer stukken dan die genoemd staan in artikel 3:94 lid 4 BW, te weten een afschrift van de akte en haar titel dan wel een gewaarmerkt uittreksel daarvan of, als van de titel geen akte is opgemaakt, een schriftelijke mededeling van de inhoud daarvan voor zover die voor de debiteur van belang is. Op hem rust in beginsel ook geen zware onderzoeksplicht met betrekking tot de geldigheid van de cessie. Dit heeft ermee te maken dat artikel 6:34 BW de schuldenaar in zoverre beschermt dat de schuldenaar bevrijdend kan betalen indien hij op redelijke gronden heeft aangenomen dat de ontvanger der betaling als schuldeiser tot de prestatie gerechtigd was of dat uit anderen hoofde aan hem moest worden betaald. In zoverre heeft New India onvoldoende belang bij een uitvoerig onderzoek naar de rechtsgeldigheid van de cessie. Zij zou de cedenten (gedupeerden) die hun vordering aan Massimo hebben overgedragen kunnen tegenwerpen dat zij gezien de aktes van cessie, de overeenkomsten en de geverifieerde volmachten geen reden had te twijfelen aan de geldigheid van de overdracht van de vorderingen of, voor zover het gaat om de privatieve last, van de overgelegde volmacht.
4.9.
Massimo heeft aan haar stelplicht voldaan, nu zij de akten van cessie op de voet van artikel 3:94 lid 1 BW aan New India heeft meegedeeld en daarbij, zo begrijpt het Hof, ook steeds een afschrift van de betreffende akte van cessie en de tussen Massimo en de klant gesloten service-agreement waarnaar in de akte van cessie wordt verwezen naar New India heeft gestuurd. New India heeft in elk geval ook niet aangevoerd dat de inhoud van de titel niet uit de akte van cessie blijkt of dat deze haar niet anderszins schriftelijk is medegedeeld.
4.10.
Het is dan aan New India om argumenten te geven waarom zij in dit geval gerechtigd was om nog nadere eisen te stellen en verder onderzoek te doen. Dat zij daartoe uit hoofde van een Landsverordening (toezicht verzekeringsbedrijf of de WAM) dan wel een contractuele zorgplicht jegens haar verzekerden was gehouden, heeft zij onvoldoende toegelicht. Daarbij weegt mee dat Massimo onweersproken heeft gesteld dat haar klanten uitsluitend derde-verzekerden zijn, die geen contractuele band met New India hebben.
4.11.
New India heeft als argumenten voor haar recht op extra informatie een beroep gedaan op de onorthodoxe wijze waarop Massimo haar klanten werft alsmede op de reputatie van [Naam] als man achter de schermen. Of deze omstandigheden New India het recht gaven om - teneinde zich met vrucht op de artikelen 6:34 en 37 BW en/of 3:61 lid 2 BW te kunnen beroepen - persoonlijk bij de gedupeerden na te gaan of de door Massimo afgegeven stukken, waarbij steeds een kopie van het rijbewijs van de desbetreffende klant was gevoegd, klopten, kan in het midden blijven. Massimo lijkt die bevoegdheid niet ter discussie te stellen (zie bijv. 1.13 en 1.21 van haar pleitnota in hoger beroep) en heeft aangevoerd dat deze check - telefonisch of op het persoonlijke e-mailadres - bij de in dit geding betrokken personen ook steeds heeft plaatsgevonden. New India heeft dat niet, dan wel onvoldoende weersproken.
4.12.
Het lag vervolgens op de weg van New India om in het kader van de onderbouwing van haar verweer te beargumenteren dat en waarom de geldigheid van de cessie, ook na ontvangst van bovenstaande documenten en nadere informatie, nog op redelijke gronden kon worden betwijfeld. New India heeft dat niet gedaan, althans niet overtuigend.
4.13.
Dat Massimo naast de akten van cessie, met kopie rijbewijs, de e-mailberichten en de telefoongesprekken heeft gemanipuleerd is op zichzelf al weinig waarschijnlijk en New India heeft ook niet aangevoerd dat haar in enig geval is gebleken dat de stukken niet klopten en dat deze niet door de genoemde partij waren ondertekend.
4.14.
Of Massimo, zoals zij bij haar werving uitdraagt, werkelijk gediplomeerde advocaten in dienst heeft is in dit verband niet van belang en dat hoefde New India dus ook niet na te gaan. Het was ook niet aan New India om bij cedenten (de cliënten van Massimo) te verifiëren of zij goed beseffen waar ze precies mee bezig zijn. De cedenten zijn ook geenszins verplicht om de verklaring te ondertekenen die door New India zelf is opgesteld. Dat New India de werkwijze van Massimo, die niet bij wet is verboden, smakeloos vindt, en dat zij moeite heeft met de opstelling van [Naam], wat daar verder van zij, rechtvaardigt niet dat zij daarom (steeds weer) naar extra documenten vraagt alvorens zij tot behandeling en uitkering van de schadeclaims aan Massimo overgaat.
4.15.
De stelling van New India, dat de cedenten eerst na het kort geding vonnis van 9 april 2019 onder begeleiding van Massimo naar het kantoor van New India gingen om “de checks” te doen en de bij pleidooi in appel overgelegde nadere verklaringen te ondertekenen, kan haar niet baten. New India beschikte immers, naar voldoende aannemelijk is geworden, al ten tijde van de behandeling van het kort geding in eerste aanleg (en mogelijk deels ook bij het inleidend verzoekschrift) over alle gegevens van in elk geval een groot aantal van de bij pleidooi in appel onder 18 genoemde personen.
4.16.
Het Hof is al met al dan ook van oordeel dat Massimo in dit kort geding afdoende heeft onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat de volmachten (“durable power of attorney”) zijn geverifieerd en dat New India geen redelijke grond had om te betwijfelen dat de voorafgaand aan het pleidooi overgelegde producties 1a (de akten van cessie, “lien and assignment of insurance proceeds”) geldig zijn opgemaakt en ondertekend door de betreffende cedent. New India was dan ook gehouden om meteen na ontvangst van de haar toekomende informatie Massimo als wederpartij te accepteren en de claims voortvarend en volgens de wettelijke regels, de polis van haar verzekerde en andere relevante regels af te wikkelen, zonder daarbij meer of andere eisen te stellen dan zij bij andere wederpartijen zou doen. De grieven slagen in zoverre.
4.17.
Aan de wijze waarop New India niettemin blijft vertragen en aan de volgens Massimo onredelijke voorwaarden die zij aan (alleen) Massimo stelt, heeft Massimo in haar pleitnota in appel een groot aantal (deels) nieuwe stellingen gewijd, waaraan zij nadere grieven en een (niet op voorhand aan de wederpartij toegezonden) eisvermeerdering heeft gekoppeld. Daarop heeft New India nog niet althans onvoldoende kunnen reageren. Teneinde te kunnen beoordelen in hoeverre de verwijten opgaan en of - na de vertraging die het appel van dit kort geding heeft opgelopen, wat het Hof betreurt - nog voldoende (spoedeisend) belang bestaat bij de gevraagde voorzieningen, zal het Hof de zaak naar de rol verwijzen voor akte zijdens New India, ambtshalve peremptoir (P1). In die akte kan New India ingaan op de stellingen en nieuwe vorderingen bij pleidooi en daarbij nader uitwerken op welk moment zij de claims van de door Massimo genoemde personen in behandeling heeft genomen nadat zij de haar toekomende informatie had gekregen. Voorts wordt New India verzocht het Hof, onder overlegging van de processtukken, te informeren over de omvang en het verloop van het geschil in de bodemprocedure. Vervolgens zal worden bezien of er aanleiding is om Massimo nog een antwoordakte toe te staan.
4.18.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van
20 oktober 2020voor akte aan de zijde van New India (P1);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. F.W.J. Meijer, Th.G. Lautenbach en O. Nijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 22 september 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.