In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gaat het om de vaststelling van een omgangsregeling tussen de vader en het kind, geboren in 2016. De moeder, oorspronkelijk verweerster en thans appellante, verzet zich niet tegen een omgangsregeling, maar vindt de eerder vastgestelde regeling te ingrijpend voor de minderjarige, gezien zijn jeugdige leeftijd en gezondheidsproblemen zoals astma. De vader, oorspronkelijk verzoeker en thans geïntimeerde, heeft een voorstel gedaan voor de omgangsregeling, dat door de Voogdijraad is beoordeeld.
De procedure is gestart met een deelbeschikking van het Hof op 27 augustus 2019, waarna een rapport van de Voogdijraad op 17 maart 2020 is uitgebracht. Beide partijen hebben op 9 juni 2020 een akte uitlating genomen. Het Hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de omgangsregeling moet worden vastgesteld conform het voorstel van de vader, met enkele aanpassingen. De moeder heeft haar eigen voorstel gedaan, maar het Hof heeft gekozen voor een regeling die rekening houdt met de behoeften van het kind en de praktische mogelijkheden van de vader.
De uiteindelijke beslissing van het Hof houdt in dat de omgangsregeling als volgt is vastgesteld: de vader zal het kind elke maandag en woensdag van 4:00 tot 6:00 uur p.m. ophalen en afzetten bij de oppas, en twee keer per maand op zaterdag van 4:00 tot 6:00 uur p.m. thuis ophalen en daar weer afzetten. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is uitgesproken op 28 juli 2020.