ECLI:NL:OGHACMB:2020:187

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
SXM2018H00252
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en kostenveroordeling in civiele procedure

In deze zaak hebben de appellanten, beiden wonende in Sint Maarten, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. Dit hoger beroep is ingesteld op 27 december 2018, waarbij de appellanten de vernietiging van het eerdere vonnis en toewijzing van hun vordering hebben verzocht. De procedure heeft verschillende stappen doorlopen, waaronder de indiening van een memorie van grieven door de appellanten en een memorie van antwoord door het Land Sint Maarten. Op 15 mei 2020 hebben de appellanten echter verzocht om intrekking van het hoger beroep, wat door het Hof werd opgevat als een eisvermindering tot nihil.

Het Hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep tijdig en op de juiste wijze was ingesteld, waardoor de appellanten ontvankelijk zijn. De intrekking van het hoger beroep heeft geleid tot een kostenveroordeling, waarbij de appellanten zijn veroordeeld in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van het Land Sint Maarten. Het Hof heeft de kosten begroot op NAf 2.000,- aan gemachtigdensalaris en NAf 282,50 aan verschotten. De uitspraak is gedaan op 28 juli 2020 in Curaçao, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN

ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN

BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

Vonnis in de zaak:

1.[Appellant 1],

2.
[Appellante 2],
beiden wonende in Sint Maarten,
hierna te noemen: [Appellanten],
oorspronkelijk eisers, thans appellanten,
gemachtigde: voorheen E.I. Maduro, thans procederend in persoon,
tegen
de openbare rechtspersoon
HET LAND SINT MAARTEN,
zetelend in Sint Maarten,
hierna te noemen: Land,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. R.F. Gibson jr.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in het vonnis in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met nummer SXM201600401 (voorheen AR109/2016) gewezen en op 22 augustus 2017 en 14 november 2018 uitgesproken vonnissen. De inhoud van die vonnissen geldt als hier ingevoegd.
1.2. [
[Appellanten] zijn bij akte van appel op 27 december 2018 in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 14 november 2018. In een op 7 februari 2019 ingekomen memorie van grieven hebben zij het appelschrift toegelicht. [Appellanten] hebben geconcludeerd dat het Hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de vordering van [Appellanten] alsnog zal toewijzen, met veroordeling van het Land in de kosten van dit geding in beide instanties de griffierechten inbegrepen, zulks uitvoerbaar bij voorraad.
1.3.
Het Land heeft op 29 maart 2019 een memorie van antwoord ingediend.
1.4.
Op 15 april 2019 is de memorie van antwoord betekend aan [Appellanten].
1.5.
Op 1 november 2019 delen [Appellanten] mede dat E.I. Maduro niet langer hun belangen behartigt.
1.6.
Op 15 mei 2020 verzoeken [Appellanten] het Hof tot intrekking van het hoger beroep.
1.7.
Op 27 mei 2020 verzoekt het Land om een proceskostenvergoeding.
1.8.
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.Ontvankelijkheid

Het hoger beroep is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [Appellanten] daarin kunnen worden ontvangen.

3.De beoordeling

3.1. [
[Appellanten] hebben het hoger beroep ingetrokken nadat het Land een memorie van antwoord had ingediend. Het Hof vat deze intrekking op als een eisvermindering tot nihil.
3.2.
Het Land maakt aanspraak op een kostenveroordeling en [Appellanten] dienen de kosten van het hoger beroep aan de zijde van het Land gevallen te dragen.

4.Beslissing

Het Hof:
- verstaat dat [Appellanten] hun eis in hoger beroep niet langer handhaven;
- veroordeelt [Appellanten] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van het Land gevallen en tot op heden begroot op NAf 2.000,- aan gemachtigdensalaris en NAf 282,50 aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mrs. F.W.J. Meijer, Th. Veling en J. de Boer, leden van het Hof en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juli 2020 in Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.