ECLI:NL:OGHACMB:2020:186
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake omgangsregeling en gezag over minderjarige na ontvoering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin de vrouw werd gelast haar minderjarige kind aan de vader af te geven. De vrouw, appellante, had eerder een aangifte van ontvoering gedaan tegen de vader, die de minderjarige op 19 april 2019 bij de politie had opgehaald. De vrouw had op dat moment met de minderjarige naar Nederland willen vertrekken zonder de vader daarvan op de hoogte te stellen. De vader, geïntimeerde, had daarop een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in kort geding. Het Hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep tijdig en op de juiste wijze is ingesteld, waardoor de vrouw in haar beroep kan worden ontvangen. De feiten zijn als volgt: de minderjarige is geboren uit de relatie tussen partijen en de vrouw heeft het eenhoofdig gezag. Na de breuk in de relatie is de vrouw met haar kinderen uit een eerdere relatie vertrokken, terwijl de minderjarige bij de vader is achtergebleven. De omgang tussen de vrouw en de minderjarige vond plaats in de weekenden. De vrouw heeft de minderjarige op 17 april 2019 uitgeschreven bij de Basisadministratie en is met haar naar Nederland vertrokken. De vader heeft in het bestreden vonnis de vrouw gelast het kind aan hem af te geven, waartegen zij in hoger beroep is gegaan. Het Hof heeft de vrouw de gelegenheid gegeven om te reageren op de stelling van de vader dat het vonnis inmiddels is ten uitvoer gelegd. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen.