In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [Appellante] tegen Vredenberg City Management N.V. (Acoya) over een bonusvordering uit een arbeidsovereenkomst. [Appellante] was in dienst van Acoya als Catering and Event Planner en later als Events Manager. Zij vorderde een bonus van NAf 24.783,14 over de periode van 25 januari tot en met 25 juli 2016, gebaseerd op een bonusbeding in haar arbeidsovereenkomst. Acoya betwistte de vordering en voerde aan dat er geen positief resultaat was behaald, waardoor er geen recht op bonus zou zijn. Het Gerecht in eerste aanleg kende [Appellante] een bonus van NAf 2.400,- toe, wat leidde tot het principaal appel van [Appellante] en het incidenteel appel van Acoya. Het Hof oordeelde dat het bonusbeding zo moest worden uitgelegd dat bij een negatief resultaat Acoya niet verplicht was om een bonus uit te keren. Het Hof concludeerde dat [Appellante] onvoldoende bewijs had geleverd voor haar vordering en dat de overige grieven geen behandeling behoefden. Het bestreden vonnis werd vernietigd en de vordering van [Appellante] werd afgewezen, waarbij zij werd veroordeeld in de kosten van de procedure.