3.1.Het Hof gaat, mede gebruik makende van het dossier SXM2019H00113,
KRK v. [Geïntimeerde]-[Naam 3], uit van het volgende:
[Geïntimeerde] is per 10 april 2006 in loondienst getreden van Genoa Jewelers (SXM) N.V. (hierna: Genoa) voor een maandelijks brutoloon van NAf 9.500,- (productie bij de akte van 15 mei 2020).
In een kortgedingvonnis van het GEA van 28 september 2018 (SXM201801032) zijn Genoa en KRK hoofdelijk veroordeeld tot doorbetaling aan [Geïntimeerde] van zijn loon van maandelijks netto US$ 2.245,31, te vermeerderen met de gemiddelde commissie van US$ 125,50 netto per maand (productie 8 bij inleidend verzoekschrift). Hiertegen is niet geappelleerd.
Op 23 november 2018 is ter zitting van het GEA in kort geding (SXM201801382/01383/01386/01387) tussen enerzijds onder meer [Geïntimeerde] als eiser en anderzijds Genoa, KRK en [Naam 1] (hierna: [Naam 1]) als gedaagden een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Het proces-verbaal vermeldt (productie 9 bij inleidend verzoekschrift):
1. Gedaagden zijn hoofdelijk gehouden het volledig loon van ieder der eisers, inclusief het commissie gedeelte dat is toegewezen bij vonnis van 28 september 2018 door te blijven betalen aan ieder der eisers, totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd;
2. Dat gedaagden zullen afgeven aan ieder der eisers de schriftelijke opgave als bedoeld in artikel 7A:1614ba BW zowel van de reeds gedane betalingen van het overeengekomen loon aan ieder der eisers als de toekomstige;
3. Dat de kwestie omtrent de gestelde zwarte inkomsten door partijen zou mogelijk in der minne geregeld zal worden;
4. Dat gedaagden hoofdelijk gehouden zijn tot betaling aan eiseres [Naam 2] en eiseres [Naam 4]van NAf. 1000,- ieder terzake van gemachtigdesalaris (dus in totaal NAf. 2000,-);
5. Dat de onderhavige kortgeding zaken worden ingetrokken.
Bij kortgedingvonnis van het GEA van 23 juli 2019 (SXM201900658/00660/00659/00657) is de vordering van KRK tot schorsing van de tenuitvoerlegging van voornoemd kortgedingvonnis van 28 september 2018 afgewezen (productie 3 d.d. 10 september 2019 in dossier SXM2019H00113,
KRK v. [Geïntimeerde]-[Naam 3]).
Bij beschikking van het GEA van 23 juli 2019 (SXM201900278/00277/00276/00275) tussen enerzijds Genoa, KRK en [Naam 1] als verzoekers en anderzijds onder meer [Geïntimeerde] als verweerder, zijn KRK en [Naam 1] niet-ontvankelijk verklaard en is jegens Genoa het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [Geïntimeerde] afgewezen (productie 3 d.d. 10 september 2019 in dossier SXM2019H00113,
KRK v. [Geïntimeerde]-[Naam 3]).
Bij de in de huidige appelprocedure bestreden beschikking van het GEA van 2 oktober 2019 (SXM2019006622) tussen enerzijds KRK als verzoekster en anderzijds onder meer [Geïntimeerde] als verweerder heeft het GEA het verzoek van KRK tot verklaring voor recht dat er tussen KRK en [Geïntimeerde] geen arbeidsovereenkomst bestaat, met opheffing van een beslag, afgewezen.
Bij beschikking van het GEA van 31 maart 2020 (SXM201901067 en SXM201901068) tussen enerzijds onder meer [Geïntimeerde] als verzoeker en anderzijds KRK als verweerster heeft het GEA, ter zake van een zwartgeldbeding, KRK veroordeeld tot betaling aan [Geïntimeerde] van (in totaal) US$ 16.599,96 netto, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2018 tot aan de dag van algehele voldoening. Het Hof weet ambtshalve dat van deze beschikking geen hoger beroep is ingesteld.