In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellante, die in Curaçao woont. De appellante, oorspronkelijk verweerder, heeft mr. C.A. Peterson als gemachtigde. De tegenpartij, aangeduid als geïntimeerden, bestaat uit meerdere partijen die in Nederland wonen en zijn vertegenwoordigd door mr. K. Frielink. De zaak betreft een verzoek om een verklaring van erfrecht en de status van de appellante als verdachte in een strafrechtelijke procedure.
Het Hof verwijst naar eerdere tussenvonnissen van 4 juli 2019 en 17 december 2019 en constateert dat de appellante nog steeds de status van verdachte heeft, waardoor zij geen verklaring van erfrecht kan verkrijgen. De appellante heeft aangegeven dat de procedure te lang duurt en heeft een verzoek ingediend om een rechterlijke beslissing over haar status als verdachte. Het Hof heeft echter geen taak om het openbaar ministerie aan te sporen, aangezien dit niet betrokken is bij de civiele zaak.
Het Hof is op de hoogte van een beslissing van 7 mei 2020 met betrekking tot de benoeming van een vereffenaar voor de nalatenschap van een minderjarig kind. De zaak wordt aangehouden tot er meer duidelijkheid is over de status van de appellante. Beide partijen worden verzocht om gelijktijdig een akte in te dienen over de status van de appellante en de noodzaak van voortzetting van de procedure. De beslissing van het Hof houdt in dat partijen de gelegenheid krijgen om hun aktes in te dienen en dat verdere beslissingen worden aangehouden tot de rolzitting van 25 augustus 2020.