In deze zaak gaat het om de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [Appellante] bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. [Appellante] was in loondienst bij de stichting FONDO NACIONAL DI GARANTIA PA VIVIENDA (FNGV) en heeft in hoger beroep geprocedeerd tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. Het Gerecht had de vorderingen van [Appellante] afgewezen, omdat niet met grote mate van zekerheid kon worden verwacht dat haar vorderingen in een bodemprocedure zouden worden toegewezen. [Appellante] stelde dat haar ontslag nietig was, omdat dit zonder toestemming van de Directeur van Directie Arbeid en Onderzoek was gegeven en zonder inachtneming van de wettelijke opzegtermijn. FNGV betwistte dit en stelde dat er een afspraak was gemaakt dat [Appellante] bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd op [datum 1] 2018 met wederzijds goedvinden zou stoppen. Het Hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was dat partijen in 2013 overeenstemming hebben bereikt over de ingangsdatum van het pensioen en de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het Hof heeft de grieven van [Appellante] afgewezen en het bestreden vonnis bevestigd, waarbij [Appellante] werd veroordeeld in de proceskosten.