ECLI:NL:OGHACMB:2020:126
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake consumentenkrediet met APR hoger dan 27% en rechtsverwerking
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (IFA) betreffende een consumentenkrediet. De appellant, die aanvankelijk werd vertegenwoordigd door mr. G. de Hoogd maar later in persoon procedeerde, heeft grieven ingediend tegen eerdere vonnissen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba. De zaak betreft een overeenkomst van verbruikleen die op 9 december 2004 is gesloten, waarbij de appellant een bedrag van Afl. 9.951,22 ontving en zich verbond om dit bedrag terug te betalen met rente in 48 maandelijkse termijnen. IFA heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de appellant voor een bedrag van Afl. 8.865,87, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. Het Gerecht heeft de appellant bij verstekvonnis veroordeeld tot betaling van Afl. 10.195,75.
In hoger beroep heeft de appellant zijn verweer gevoerd, waarbij hij onder andere aanvoert dat de vordering van IFA is verjaard en dat er sprake is van rechtsverwerking. Het Hof heeft vastgesteld dat de appellant tot in 2010 betalingen heeft gedaan en dat de vordering van IFA daarom niet is verjaard. Het Hof heeft ook overwogen dat de uitlating van een baliemedewerker van IFA over het 'afschrijven' van de vordering niet voldoende is voor een beroep op rechtsverwerking. Het Hof heeft verder geoordeeld dat een APR hoger dan 27% nietig is op grond van de Arubaanse goede zeden en openbare orde, en dat IFA zich hierover moet uitlaten in een akte. De zaak is verwezen naar de rol van 9 juni 2020 voor verdere behandeling.