ECLI:NL:OGHACMB:2020:119

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
28 april 2020
Publicatiedatum
11 mei 2020
Zaaknummer
AUA2017H00088
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onherroepelijke volmacht en natuurlijke verbintenis met betrekking tot erfenis en eigendom van woning

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door meerdere appellanten, waaronder de weduwe van de erflater, tegen de geïntimeerde, die oorspronkelijk gedaagde was. De zaak betreft een geschil over de eigendom van een woning in Blue Bay en de verdeling van de erfenis van de erflater, die op 14 april 2014 is overleden. De appellanten stellen dat de geïntimeerde onterecht aanspraak maakt op de woning en de aandelen die aan de erflater toebehoorden. Het Hof heeft eerder tussenvonnissen gewezen en in deze uitspraak wordt ingegaan op de vraag of de overdracht van de aandelen en de woning als een gift kan worden aangemerkt en of de geïntimeerde recht heeft op deze eigendommen.

Het Hof oordeelt dat de geïntimeerde, die samen met de erflater heeft samengewoond, niet onterecht aanspraak maakt op de woning, mede gezien de investeringen die zij in het huis heeft gedaan. De appellanten hebben niet voldoende bewijs geleverd dat de overdracht van de aandelen en de woning niet rechtsgeldig was. Het Hof bevestigt dat de erflater een bedrag van NAf 127.374,26 heeft besteed aan de verkrijging van de grond in Blue Bay, en dat de gift door de weduwe van de erflater is vernietigd. De geïntimeerde wordt veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de appellanten, evenals andere vergoedingen die voortvloeien uit de uitspraak.

De uitspraak van het Hof bevestigt het eerdere vonnis, met aanpassingen in de bedragen die aan de geïntimeerde zijn opgelegd. De kosten van het hoger beroep worden ook aan de geïntimeerde opgelegd, aangezien zij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt beschouwd. De uitspraak is gedaan op 28 april 2020 en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2020 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 69041/14 – H 90/17
CUR201400477 – CUR2017H00088
Uitspraak: 28 april 2020
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:

1.[appellant 1],

wonende in Curaçao,
weduwe van wijlen [erflater],
oorspronkelijk eiseres,
thans appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
gemachtigde: mr. S.A.T. Ayubi-Haakmeester,

2.[appellant 2],

wonende in Curaçao,
erfgenaam van wijlen [erflater],
vertegenwoordigd door haar moeder [naam 1],
gemachtigde: mr. J.D.C. Sintiago,

3.[appellant 3],

wonende in Curaçao,
erfgenaam van wijlen [erflater],
procederende in persoon,

4.[appellant 4]

wonende in Curaçao,
erfgenaam van wijlen [erflater],
procederende in persoon,

5.[appellant],

wonende in Curaçao,
erfgenaam van wijlen [erflater],
procederende in persoon,

6.[appellant 6],

wonende in de Verenigde Staten van Amerika,
erfgenaam van [erflater],
gemachtigde: [naam 2] (appellante onder 1),
tegen
[geïntimeerde],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
gemachtigde: mr. S.C. Larmonie.
De partijen worden hierna enerzijds [Appellant 1] en [appellant c.s.] anderzijds [geïntimeerde] genoemd. [erflater] wordt hierna genoemd: de erflater.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1.
Het Hof verwijst voor het verloop tot dan toe naar zijn tussenvonnissen van 27 februari 2018, 16 oktober 2018 en 13 november 2018.
1.2.
De Girobank N.V. heeft voldaan aan het door het Hof gegeven bevel en aan [appellant 1] inzage gegeven in het verloop van de en/of-bankrekening 577651.
1.3.
Op 4 juni 2019 heeft [appellant 1] een akte, met producties, genomen.
1.4.
Op 29 oktober 2019 heeft [geïntimeerde] een antwoordakte tevens akte uitlating producties genomen.
1.5.
Op 3 maart 2020 heeft [appellant 1] een akte uitlating productie genomen.
1.6.
Vonnis is nader bepaald op heden.
2.
De verdere beoordeling
2.1.
Het Hof stelt voorop dat nu tussen de erflater en [geïntimeerde] sprake was van een informeel samenleven – met onder meer samenwoning en een en/of-rekening bij de Girobank – die heeft geduurd tot de dood van erflater, de uitkomst van deze procedure niet mag zijn, de overige feiten en omstandigheden van dit geval mede in aanmerking genomen, dat [geïntimeerde] haar woning in Blue Bay verliest. Mede vanwege de omstandigheid dat [geïntimeerde] ook zelf in het huis heeft geïnvesteerd zou die uitkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn.
2.2.
In het tussenvonnis van 27 februari 2018 (rov. 3.11) heeft het Hof ter zake van de auto beslist dat [geïntimeerde] NAf 33.034,98 moet vergoeden aan [appellant c.s.] als gevolg van de vernietiging door de weduwe [appellant 1] ingevolge artikel 1:89 jo 1:88 lid 1 onder b (gift) BW.
2.3.
Wat betreft de woning in Blue Bay is [appellant 1] er niet in geslaagd te bewijzen dat deze wegens begane valsheden niet aan [geïntimeerde] toebehoort. Eigenaar van de woning is [P]. De echtheid van de handtekening van erflater onder de ‘Deed of Sale and Transfer of Shares’ (productie L bij akte van [appellant 1] van 4 juni 2019 wordt door [appellant 1] in hoger beroep niet langer betwist. Deze akte bevat mede een onherroepelijke volmacht (artikel 4), inhoudende: ‘Purchaser is irrevocable authorized by seller to take any necessary action to effectuate the transfer of the Shares to purchaser.’ Deze onherroepelijke volmacht is niet geëindigd door de dood van de erflater (artikel 3:74 BW). Voor zover de aandelen nog niet (op de juiste wijze) zijn overgedragen, kan [geïntimeerde] dat dus alsnog doen. Mocht [appellant 1] bedoelen te betogen dat de overdracht een schijn- of anderszins door de erflater niet werkelijk gewilde handeling betreft, dan is wat zij daarvoor (mede onder verwijzing naar de akte van schuldbekentenis en geldlening) heeft gesteld onvoldoende.
2.4.
Het Hof acht wel bewezen dat de overdracht der aandelen door erflater aan [geïntimeerde] (deels) een gift was. Ook het Gerecht had al aangenomen dat [geïntimeerde] geen tegenprestatie heeft geleverd voor de verkrijging van de aandelen en dus van het huis. Voor zover [geïntimeerde] in hoger beroep al het verweer handhaaft dat zij met haar inkomen en vermogen, naast de bekostiging van de bouw, ook heeft kunnen bijdragen aan de verkrijging van de grond (via de geconstrueerde lening), schiet dit verweer te kort.
2.5.
Uitgangspunt is dat de erflater via [P] NAf 127.374,26 heeft besteed aan de verkrijging van de grond in Blue Bay. De gift is door de weduwe [appellant 1] vernietigd. [geïntimeerde] hoeft niet de aandelen (en woning) te restitueren aan [appellant c.s.]; zie hiervóór rov. 2.1. In zoverre wordt toepassing gegeven aan artikel 3:53 lid 2 BW. Wel moet [geïntimeerde] de NAf 127.374,26 vergoeden aan [appellant c.s.].
2.6.
Resteert de vraag of de erflater bij wijze van gift ook financieel heeft bijgedragen aan de bouw. Onweersproken heeft [geïntimeerde] gesteld dat de bouw heeft geduurd van 2012 tot 2017. [appellant 1] diende dus te bewijzen dat de erflater tussen 2012 en zijn overlijden op 14 april 2014 geld heeft gestoken in de bouw.
2.7.
Het Hof acht bewezen dat de erflater NAf 29.000,- (zie de statement van ACU; productie H van [appellant 1] d.d. 13 april 2018) heeft betaald aan [naam aannemer] die de aannemer was die het huis in Blue Bay bouwde (zie productie 6 bij dupliek [geïntimeerde]); een behoorlijk verweer van [geïntimeerde] ter zake heeft het Hof niet aangetroffen in het dossier. Voor het overige zijn de stellingen te onduidelijk en is het bewijs te mager, gelet op het gemotiveerde verweer van [geïntimeerde]. Op verrekening van de bedragen die de erflater zou hebben besteed ten behoeve van de verbouwing van het pand aan de Cornelis Dirkstraat doet [appellant 1] naar het Hof (uit onder meer haar laatste akte; conclusie onder C) begrijpt geen beroep (meer).
2.8.
De uitkomst is dat [geïntimeerde] moet betalen aan [appellant 1]: NAf 33.034,98 (auto), NAf 127.374,26 (grond in Blue Bay) en NAf 29.000,- (betaling aan aannemer). Totaal: NAf 218.409,24‬.‬‬‬‬‬
2.9.
Ter zitting heeft [geïntimeerde] verklaard dat op het huis in Blue Bay geen hypotheek rust. Het huis is kennelijk waard ca. NAf 650.000,-. [geïntimeerde] moet geacht worden een hypothecaire lening te kunnen afsluiten.
2.10.
Het bestreden vonnis kan worden bevestigd, met dien verstande dat ‘NAf 63.687,13’ wordt vervangen door: NAf 127.374,26 en NAf 29.000,-. Wat betreft de twee laatstgenoemde bedragen heeft [appellant 1] bij memorie van grieven wettelijke rente gevorderd vanaf de dag van de memorie van grieven (6 april 2017).
2.11.
Partijen hebben geen bewijs aangeboden van stellingen die, wanneer zij komen vast te staan, tot een voor hen gunstiger oordeel zouden kunnen leiden. Aan de bewijsaanbiedingen over en weer wordt daarom voorbijgegaan.
2.12.
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde] veroordeeld worden in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
- bevestigt het bestreden vonnis, met dien verstande dat in het dictum, eerste opsommingsteken, ‘NAf 63.687,13’ wordt vervangen door: NAf 127.374,26 en NAf 29.000,-, welke twee laatstgenoemde bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 april 2017 tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van [appellant c.s.] gevallen en tot op heden begroot:
- voor [appellant 1] op NAf 17.000,- aan gemachtigdensalaris en NAf 9.488,45 aan verschotten,
- voor [appellant 2] op NAf 3.500,- aan gemachtigdensalaris en
- voor de overige appellanten op nihil;
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders in hoger beroep gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, S.A. Carmelia en F.W.J. Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 28 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.