ECLI:NL:OGHACMB:2020:103

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
8 januari 2020
Publicatiedatum
6 mei 2020
Zaaknummer
BON2019H00023
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de afwijzing van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De staatssecretaris had een aanvraag van een vreemdeling voor de verlenging van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling had de vergunning aangevraagd met als doel arbeid in loondienst bij J.R.A. Schoonmaakbedrijf B.V. De staatssecretaris baseerde de afwijzing op de openbare orde en het algemeen belang, onder andere vanwege een eerdere veroordeling van de vreemdeling voor opzetheling. Het Gerecht had de afwijzing echter vernietigd en de staatssecretaris opgedragen opnieuw te beslissen op de aanvraag. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Tijdens de zitting van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie werd de zaak behandeld. Het Hof oordeelde dat de staatssecretaris niet onredelijk had gehandeld door de aanvraag af te wijzen, gezien de omstandigheden van de vreemdeling en de zwaarte van de opgelegde sanctie. Het Hof vernietigde de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. De staatssecretaris werd ook in het gelijk gesteld wat betreft de proceskosten. De uitspraak benadrukt de afweging die gemaakt moet worden tussen de belangen van de vreemdeling en de openbare orde, en hoe deze afweging in dit specifieke geval is gemaakt.

Uitspraak

BON2019H00023
Datum uitspraak: 8 januari 2020
gemeenschappelijk hof van jusTitie
van aruba, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire van 15 mei 2019 in zaak nr. BON201800590 in het geding tussen:
[Naam] (hierna: de vreemdeling)
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij beschikking van 11 september 2018 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd met als doel arbeid in loondienst bij J.R.A. Schoonmaakbedrijf B.V. afgewezen.
Bij uitspraak van 15 mei 2019 heeft het Gerecht het door de vreemdeling daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, die beschikking vernietigd en de staatssecretaris opgedragen met inachtneming van deze uitspraak opnieuw te beslissen op de aanvraag.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft (g)een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter zitting behandeld op 12 november 2019, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. P.J. de Graaf, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst Caribisch Nederland, en de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.J. Winkel, advocaat, zijn verschenen.
Overwegingen
De toepasselijke wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt.
Niet in geschil is dat de vreemdeling zich op 10 oktober 2016 op Bonaire heeft ingeschreven en, na de verlenging van de geldigheidsduur van een eerder verleende verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, laatstelijk beschikte over een geldige verblijfsvergunning voor bepaalde tijd van 24 augustus 2017 tot en met 24 augustus 2018. Op 5 juli 2018 heeft het Hof de vreemdeling in hoger beroep onherroepelijk veroordeeld tot een geldboete van USD$ 200,- wegens het plegen van opzetheling (de veroordeling). Het betrof de verwerving in maart 2017 van een gestolen mobiele telefoon in een horecagelegenheid.
Het Gerecht heeft overwogen dat de staatssecretaris op grond van de Circulaire toelating en uitzetting Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Ctu BES) bij de beoordeling van een eerste verblijfsaanvaarding in iedere veroordeling ter zake van een misdrijf door de vreemdeling grond kan vinden voor de afwijzing van een aanvraag, maar dat moet worden aangenomen dat dit niet onverminderd geldt bij een aanvraag voor voortgezet verblijf en naar mate de vreemdeling langer rechtmatig verblijf heeft gehad. Het Gerecht vindt daarvoor ook grond in het bepaalde bij paragraaf 1.12.3 van de Ctu BES, waaruit volgt dat bij intrekking van een verblijfsvergunning de zwaarte van de opgelegde sanctie als maatstaf heeft te dienen. Niet valt in te zien waarom dit niet evenzeer moet gelden bij een aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning. Alsdan zal de staatssecretaris een nadere afweging moeten maken en inzicht moeten bieden waarom hij meent dat met name de voor het gepleegde misdrijf opgelegde sanctie uitdrukking geeft aan de ernst van de misdraging, zodanig dat die het oordeel rechtvaardigt dat het toestaan van een verlengd verblijf niet acceptabel is in verband met de openbare orde. Deze nadere afweging ontbreekt in het bestreden besluit. Gegeven de omstandigheid dat de vreemdeling sedert 10 oktober 2016 legaal verblijf had op Bonaire en de veroordeling strekte tot een geldstraf van beperkte hoogte, kan in dit geval naar het oordeel van het Gerecht die nadere afweging er niet in redelijkheid in resulteren dat de openbare orde aan het gevraagde verlengde verblijf in de weg stond.
De staatssecretaris betoogt dat in Europees Nederland de zogenaamde glijdende schaal in de wetgeving is opgenomen, inhoudende dat hoe langer een vreemdeling daar rechtmatig verblijft, hoe zwaarder de straf moet zijn om tot afwijzing van de verlengingsaanvraag dan wel tot beëindiging van het rechtmatig verblijf over te kunnen gaan. Gelet op de kleinschaligheid van de eilanden is er bewust voor gekozen om de glijdende schaal alhier niet van toepassing te laten zijn en is deze niet in de CTU BES opgenomen. Voorts betoogt de staatssecretaris dat het Gerecht in paragraaf 1.12.3 van de CTU BES, over intrekking van een verblijfsvergunning, ten onrechte steun heeft gevonden voor het oordeel dat ook in dit geval de zwaarte van de opgelegde sanctie als maatstaf heeft te dienen. Bij de intrekking worden een geheel ander toetsingskader en procedure gehanteerd dan bij het niet verlengen van een verblijfsvergunning wegens gevaar voor openbare orde. Bij intrekking heeft iemand al een verblijfsvergunning, terwijl bij het niet verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning dat niet (meer) het geval is. Bij de intrekking dienen dan ook andere maatstaven gehanteerd te worden dan bij het niet verlengen van de geldigheidsduur van een vergunning in geval van gevaar voor openbare orde, aldus de staatssecretaris. Ten slotte betoogt de staatssecretaris dat de beleidsregels zoals vastgelegd in paragraaf 1.9.4.1 CTU BES van toepassing zijn op zowel de eerste verblijfsaanvaarding, de verlenging als op de aanvraag voor de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. De vreemdeling is veroordeeld voor een misdrijf (opzetheling) en heeft daarvoor in hoger beroep een geldboete opgelegd gekregen van USD$ 200,-. Dit is gelet op het in die paragraaf bepaalde voldoende om de aanvraag af te wijzen, aldus de staatssecretaris.
Het Hof acht de toepassing van paragraaf 1.9.4.1 CTU BES in het geval een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd ter beoordeling voorligt om de door de staatssecretaris daaraan ten grondslag gelegde redenen niet kennelijk onredelijk. Ter zitting heeft de staatssecretaris verder toegelicht dat de vreemdeling ten tijde van het plegen van het strafbare feit waarvoor hij is veroordeeld slechts korte tijd rechtmatig verblijf op Bonaire had. De vreemdeling heeft voorts geen belangen gesteld die grond bieden voor het oordeel dat de staatssecretaris zich in dit geval mede gelet op de door haar aangehaalde duur van het toegestaan verblijf van de vreemdeling ten tijde van het plegen van het feit niet redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat de (verlenging van de geldigheidsduur van de) verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden geweigerd met het oog op de openbare orde. Voor een nadere belangenafweging in dit concrete geval heeft de staatssecretaris terecht geen grond gevonden.
5.1. Het betoog slaagt.
6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen zal het Hof het tegen de beschikking van 11 september 2018 ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaren.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba:
I.
verklaarthet hoger beroep
gegrond;
II.
vernietigtde uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire van 15 mei 2019 in zaak nr. BON201800590;
III.
verklaarthet in die zaak ingestelde beroep
ongegrond;
IV.
verstaatdat de griffier aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van USD$ 168 (zegge: eenhonderd achtenzestig dollar)
terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Saleh, voorzitter, mr. J.Th. Drop en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier.
w.g. Saleh
voorzitter
w.g. Beerse
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 januari 2020
Bijlage

Wet toelating en uitzetting BES

Artikel 9
1. De verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd kan door Onze Minister worden geweigerd:
a. indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is aangevraagd;
b. met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen;
c. indien niet kan worden aangetoond dat degene voor wie toelating wordt verzocht over voldoende middelen van bestaan zal beschikken.

Circulaire toelating en uitzetting Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Paragraaf 1.9.4.1. Eerste verblijfsaanvaarding

De verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd kan door Onze Minister worden geweigerd met het oog op de openbare orde of het algemeen belang (zie artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, Wtu BES).
Van de bevoegdheid om de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te weigeren wordt in de hieronder genoemde gevallen gebruik gemaakt.
Beleidsregels: strafrechtelijke antecedenten
De aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd kan worden afgewezen als:
a. er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat de vreemdeling zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag;
b. de vreemdeling de echtgenoot of echtgenote, het minderjarige kind, de partner of het meerderjarige kind is van een in de openbare lichamen verblijvende vreemdeling ten aanzien van wie er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat deze zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag; of
c. de vreemdeling ter zake van een misdrijf is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of vrijheidsontnemende maatregel, tot een taakstraf of tot een onvoorwaardelijke geldboete, dan wel als hij ter zake van een misdrijf een transactieaanbod heeft aanvaard of jegens hem een strafbeschikking is uitgevaardigd. Ook de buiten de openbare lichamen gepleegde inbreuk op de openbare orde wordt hierbij betrokken, voor zover die naar het recht van de openbare lichamen een misdrijf oplevert.

Paragraaf 1.12.1. Verlengen van de vergunning

Een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor (on)bepaalde tijd kan worden afgewezen (zie artikel 9, eerste lid, Wtu BES):
a. als de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is aangevraagd;
b. met het oog op de openbare orde of het algemeen belang, waaronder economische redenen mede worden begrepen;
c. als niet kan worden aangetoond dat degene voor wie toelating wordt verzocht over voldoende middelen van bestaan zal beschikken.

Paragraaf 1.12.3. Gronden intrekking

Volgens artikel 14 Wtu BES kan de verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd door Onze Minister worden ingetrokken, bij een met reden omklede beslissing, in de volgende gevallen:
a. op grond van een onherroepelijk geworden veroordeling van een misdrijf tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van drie maanden of langer.
De gedraging van de vreemdeling moet voldoende ernstig zijn, daarom worden alleen misdrijven in aanmerking genomen. De sanctie moet voldoende zwaar zijn. Als de misdraging als een overtreding gekwalificeerd wordt of buiten het strafrecht afgedaan wordt, blijft de misdraging buiten beschouwing. De vraag of een bepaalde misdraging een misdrijf of een overtreding is, is afhankelijk van de desbetreffende wetgeving. Als het vonnis nog niet onherroepelijk is, of als de strafzaak nog openstaat, wordt contact opgenomen met het OM. Bij de berekening van de norm (drie maanden of langer) wordt alleen het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf meegeteld. In geval van meerdere veroordelingen worden de onvoorwaardelijke gedeelten bij elkaar opgesteld, als de verblijfsduur vijf jaren of korter is.
Als een straf geheel of gedeeltelijk, voorwaardelijk of onvoorwaardelijk, door Nederlandse of buitenlandse autoriteiten is kwijtgescholden, wordt daaraan voor de toepassing van deze regels geen zelfstandige betekenis toegekend.
Strafbare feiten die buiten het Koninkrijk zijn gepleegd of bestraft, worden ook betrokken bij de beoordeling van het gevaar voor de openbare orde als het strafbare feiten naar het recht van de openbare lichamen zijn. Dat geldt ook als het strafbare feit naar buitenlands recht een overtreding, maar naar het recht van de openbare lichamen een misdrijf is. Of het feit naar het recht van de openbare lichamen een misdrijf is wordt beoordeeld aan de hand van de strafbepalingen in het Wetboek van Strafrecht BES (op dit moment het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen) of de bijzondere strafwetten van de openbare lichamen. De vreemdeling verschaft zelf alle relevante gegevens en bescheiden met betrekking tot de strafbare feiten en de afdoening. Er wordt met het OM contact opgenomen voor de vraag welke straf in de openbare lichamen voor het strafbare feit zou worden gevorderd.