In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen de afwijzing van een tewerkstellingsvergunning (twv) en een verblijfsvergunning voor een vreemdeling, aangevraagd door de besloten vennootschap New Waai Taai B.V. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zijn de tegenpartijen. De vennootschap had een aanvraag ingediend voor een tewerkstellingsvergunning voor de vreemdeling, maar deze werd afgewezen omdat de vennootschap niet voldoende had aangetoond dat er geen lokaal arbeidsaanbod beschikbaar was voor de functie van kok. De staatssecretaris had ook een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor de vreemdeling afgewezen, omdat de werkgever niet in het bezit was van een geldige twv.
De zaak is behandeld op 12 november 2019, waarbij de vennootschap en de vreemdeling werden bijgestaan door hun advocaat, terwijl de minister en de staatssecretaris vertegenwoordigd waren door hun respectieve medewerkers. Het Gerecht in eerste aanleg had eerder de aanvragen afgewezen, en de appellanten hebben hoger beroep ingesteld. Het Hof overweegt dat de vennootschap niet heeft betwist dat de vacature on- en laaggeschoolde arbeid betreft en dat van de werkgever verwacht mag worden dat hij maximale wervingsinspanningen verricht om lokaal personeel te vinden. De vennootschap heeft aangevoerd dat de minister geen duidelijke richtlijnen heeft gegeven over de kwalificatie van de functie, maar het Hof oordeelt dat de vennootschap zelf verantwoordelijk is voor het voldoen aan de wervingsvereisten.
Uiteindelijk bevestigt het Hof de eerdere uitspraken van het Gerecht en verklaart het hoger beroep ongegrond. De vennootschap moet aantonen dat er geen lokaal arbeidsaanbod is voordat een twv kan worden verleend, en de staatssecretaris heeft terecht de aanvraag voor de verblijfsvergunning afgewezen omdat de werkgever niet over een geldige twv beschikte.