In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Nikita Limited tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Nikita, eigenaar van een stuk bouwgrond, had een koopovereenkomst gesloten met [geïntimeerde] voor de verkoop van het perceel. De overeengekomen leveringsdatum was 1 december 2012, maar Nikita heeft geen medewerking verleend aan de levering. Dit leidde tot een rechtszaak waarin [geïntimeerde] vorderingen indiende, waaronder een boete van 1% per dag voor het uitblijven van de levering. Het Hof oordeelde dat Nikita haar leveringsverplichting had kunnen nakomen ondanks het gelegde beslag op het perceel en dat er geen sprake was van overmacht. Het Hof verwierp de argumenten van Nikita en wees de vorderingen van [geïntimeerde] toe, maar matigde de boete van USD 150.000,- naar USD 50.000,-. Het Hof oordeelde dat de oorspronkelijke boete buitensporig was en dat er geen schade was aangetoond aan de zijde van [geïntimeerde]. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.