Tegen de beslissing van de Raad van Toezicht heeft [appellante] op 13 mei
2013 hoger beroep ingesteld bij de Raad van Appel. Bij beslissing van 15
november 2013 heeft de Raad van Appel de klacht van [appellante] gegrond
verklaard en daarbij, voor zover hier van belang, overwogen als volgt:
“Zoals uit een brief van mr. [geïntimeerde] van 22 februari 2008 aan de gemachtigde van
de ex-echtgenote van [appellante] kan worden afgeleid, was het ten tijde van het
opmaken van de vaststellingsovereenkomst de bedoeling dat die ex-echtgenote
tijdelijk in de voormalige echtelijke woning zou blijven. Ook het aanspannen
van de procedure tot verdeling van de gemeenschap, een jaar later in 2008,
wijst daarop. Zoals in die procedures in twee instanties is uitgemaakt, is de
vaststellingsovereenkomst echter zo in het vat gegoten dat de ex-echtgenote, als
zij dat wil, voor onbepaalde tijd in de woning kan verblijven en [appellante]
daartegen niets kan ondernemen. Dat mag destijds niet zo’n probleem zijn
geweest, maar naderhand werd het dat wel. De klacht dat mr. [geïntimeerde] met het
aldus opstellen van de vaststellingsovereenkomst de belangen van [appellante] niet
goed heeft behartigd is dan ook gegrond. Na zo lange tijd en gelet op de goede
staat van dienst van mr. [geïntimeerde] is er geen aanleiding om een straf op te leggen”.