ECLI:NL:OGHACMB:2019:89

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
AR 82214 – CUR201701422 - CUR2018H00177
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake lening tussen moeder en zoon met bewijs van contractoverneming en aflossingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], de zoon van [geïntimeerde], tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. Het Gerecht had op 11 december 2017 een uitspraak gedaan waarin het een vordering van [geïntimeerde] tot terugbetaling van een lening van NAf 26.000,- aan [appellant] had toegewezen, na aftrek van reeds gedane aflossingen. [appellant] heeft in hoger beroep vier grieven ingediend, waarbij hij onder andere aanvoert dat hij meer heeft afgelost dan het Gerecht heeft vastgesteld en dat de lening niet terstond opeisbaar was. Het Hof heeft de feiten vastgesteld zoals die in het bestreden vonnis zijn weergegeven en heeft de grieven van [appellant] beoordeeld. Het Hof oordeelt dat de grieven 1 en 2 falen, maar dat grief 3 gegrond is. Het Hof komt tot de conclusie dat het toegewezen bedrag aan hoofdsom moet worden aangepast naar NAf 13.100,- en dat de proceskosten in beide instanties worden gecompenseerd. Tevens verleent het Hof [appellant] toelating om kosteloos in hoger beroep te procederen. De uitspraak van het Hof is gedaan op 4 juni 2019.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2019 Vonnis no.:
Registratienummers: AR 82214 – CUR201701422 - CUR2018H00177
Uitspraak: 4 juni 2019
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde,
thans appellant,
gemachtigde: mr. R.E. Martis,
tegen
[GEÏNTIMEERDE]
wonende in Curaçao,
oorspronkelijk eiseres,
thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. B.J. Rollings en M.C.G.G. Verkade.
De partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 5 januari 2018 is [appellant] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 11 december 2017 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: het Gerecht).
1.2
Bij op 14 februari 2018 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft [appellant] vier grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en de vordering van [geïntimeerde] alsnog zal toewijzen, het restantbedrag van de lening zal bepalen op NAf 14.396,82 met de bepaling dat de aflossingen zoals overeengekomen worden voortgezet en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
1.3
Bij memorie van antwoord, met producties, heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten in hoger beroep.
1.4
Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben partijen pleitnotities overgelegd.
1.5
Vonnis is gevraagd en bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1
In hoger beroep kan worden uitgegaan van de in het bestreden vonnis (onder 2.1 tot en met 2.4) vastgestelde feiten.
2.2
In dit geding vordert [geïntimeerde] dat [appellant], haar zoon, wordt veroordeeld tot terugbetaling van een door haar aan hem geleend bedrag van NAf 26.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente en kosten.
2.3
Bij het bestreden vonnis heeft het Gerecht de gevorderde hoofdsom met aftrek van reeds gedane aflossingen ad NAf 1.900,- derhalve tot een bedrag van NAf 24.100,- toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 4 november 2018, zijnde twee weken na de door [geïntimeerde] verstuurde sommatiebrief van 31 oktober 2016 . Het Gerecht heeft [appellant] veroordeeld in de proceskosten.
2.4
De grieven 1 en 2 falen omdat het Hof zich geheel kan verenigen met de beslissing van het Gerecht in rov. 4.3 dat [appellant] jegens [geïntimeerde] niet, zoals hij aanvoert, voor een bedrag van NAf 8.703,18 is gekweten door middel van betalingen die hij ten behoeve van zijn broer Raychel zou hebben gedaan. De twee in hoger beroep overgelegde schriftelijke verklaringen van een zuster en de vader van [appellant] brengen in dat oordeel geen verandering. Deze verklaringen zijn weinig gedetailleerd en berusten niet op eigen waarneming van de getuigen maar op informatie afkomstig van [appellant] zelf. Nader (getuigen)bewijs heeft [appellant] niet aangeboden.
2.5
Met grief 3 klaagt [appellant] dat hij niet slechts NAf 1.900,-, maar al NAf 2.900,- op de lening heeft afgelost, waarvoor hij verwijst naar als productie 7 bij memorie van grieven overgelegde stortingsbewijzen. In reactie hierop heeft [geïntimeerde] slechts aangevoerd dat het gaat om stortingen op een en/of rekening waartoe, naast [geïntimeerde], ook [appellant] zelf is gerechtigd; bij gebreke van bankafschriften kan niet worden vastgesteld welke bedragen weer ten behoeve van [appellant] zijn afgeboekt en in hoeverre de gestorte bedragen aan [geïntimeerde] zijn toegekomen, aldus [geïntimeerde]. Dat er daadwerkelijk bedragen ten gunste van [appellant] zijn afgeboekt en dat [geïntimeerde] door de betalingen niet is gebaat wordt door [geïntimeerde] echter niet gesteld, terwijl zij dat zelf eenvoudig had kunnen en dienen aan te tonen door overlegging van de bankafschriften waarover ook zij als rekeninghoudster moet kunnen beschikken. Ook haar conclusie “dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat [appellant] meer dan NAf 1.900,- heeft afgelost” is weinig stellig te noemen, terwijl voorts moet worden geconcludeerd dat [geïntimeerde] geen (incidentele) grief heeft gericht tegen het oordeel dat [appellant], op dezelfde wijze en op dezelfde rekening, NAf 1.900,- in termijnen heeft afgelost. Grief 3 is daarom gegrond.
2.6
Deze extra aflossingen brengen geen verandering in het oordeel in rov. 4.4, dat de lening op grond van artikel 6:38 BW terstond opeisbaar is. Dat oordeel is terecht en op goede gronden gegeven, waaraan het Hof nog toevoegt dat de omstandigheid dat [geïntimeerde] de aflossingen heeft behouden niet impliceert dat zij met de door [appellant] kennelijk voorgestelde en eigenmachtig in werking gezette betalingsregeling heeft ingestemd. Hierop strandt grief 4.
2.7
Gelet op de familieverhouding van partijen en de uitkomst van het geding zal het Hof de proceskosten in beide instanties tussen de partijen compenseren.
2.8
Gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen zal het Hof [appellant] toelating verlenen om in hoger beroep kosteloos te procederen.
2.9
Grief 3 slaagt. De andere grieven falen. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bevestigd, met dien verstande dat het toegewezen bedrag op
NAf 13.100,- moet worden gesteld en dat de proceskosten van de eerste aanleg alsnog worden gecompenseerd..
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verleent [appellant] toelating om in hoger beroep kosteloos te procederen;
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij het toegewezen bedrag aan hoofdsom op NAf 14.100,- is bepaald en [appellant] in de proceskosten is veroordeeld en doet, dat vonnis voor het overige bevestigend, in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt [appellant] om [geïntimeerde] te betalen NAf 13.100,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 4 november 2016 tot de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten in beide instanties aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A. Saleh, F.W.J. Meijer en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en is, door mr. Meijer ondertekend, ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 4 juni 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.