ECLI:NL:OGHACMB:2019:88

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
AUA201700369 en AUA2018H00096
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en toewijzing onverschuldigde betaling in civiele zaak tussen Eikon Employment Agency N.V. en [geïntimeerde]

In deze zaak heeft Eikon Employment Agency N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin haar vordering tot terugbetaling van Afl. 92.795 werd afgewezen. Eikon had deze bedragen betaald aan [geïntimeerde] voor het aanvragen van werk- en verblijfsvergunningen, maar ontving geen enkele vergunning. Het Hof heeft vastgesteld dat Eikon geen grieven had gericht tegen de vastgestelde feiten en dat de vordering van Eikon op basis van wanprestatie niet toewijsbaar was. Echter, het Hof oordeelde dat de betalingen voor leges onverschuldigd waren, omdat de vergunningaanvragen niet verder waren gekomen dan het stadium van de aanvraag bij DPL. Het Hof heeft de vordering tot terugbetaling van Afl. 49.830 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis van het Gerecht is vernietigd en de grieven van Eikon zijn gegrond verklaard.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN

ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN

BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

VONNIS
in de zaak van
de naamloze vennootschap
EIKON EMPLOYMENT AGENCY N.V.,
gevestigd te Aruba,
oorspronkelijk eiseres, thans appellante,
gemachtigde: mr. D.G. Kock,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te Aruba,
oorspronkelijk gedaagde, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. P.M.E. Mohamed.
Partijen worden hierna Eikon en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak gewezen vonnis van 7 maart 2018.
1.2
Eikon heeft op 13 april 2018 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Zij heeft in haar memorie van grieven geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en tot toewijzing van de oorspronkelijke vordering, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties, alles bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
1.3.
Op 12 juli 2018 heeft [geïntimeerde] een memorie van antwoord ingediend. Op 19 februari 2019 hebben beide partijen een pleitnota ingediend.
1.4
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
Eikon heeft geen grieven gericht tegen de door het Gerecht vastgestelde feiten en deze ook anderszins niet (alsnog) bestreden. Daarvan gaat het Hof dus ook uit. Deze feiten komen erop neer dat Eikon in totaal Afl. 92.795 aan [geïntimeerde] heeft betaald ten behoeve van het aanvragen van werk- en/of verblijfsvergunningen voor derden en dat Eikon geen enkele vergunning van [geïntimeerde] heeft ontvangen.
2.2.
Eikon heeft in eerste aanleg gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling aan Eikon van Afl. 92.795, vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten. In zijn vonnis heeft het Gerecht deze vordering afgewezen en Eikon veroordeeld in de proceskosten.
2.3.
Tegen dit oordeel komt Eikon op met drie grieven. Deze komen erop neer dat het vonnis van het Gerecht wordt vernietigd en dat de oorspronkelijke vordering alsnog wordt toegewezen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
2.4.
Het Gerecht heeft blijkens zijn vonnis het betoog van Eikon aldus begrepen dat zij zich beroept op vernietiging wegens bedrog van de tussen partijen gesloten overeenkomst en dat de vordering (dus) strekt tot terugbetaling van hetgeen als gevolg van die vernietiging onverschuldigd aan [geïntimeerde] is betaald. In haar memorie van grieven heeft Eikon echter betoogd dat zij de overeenkomst
nietwegens een wilsgebrek heeft vernietigd. Eikon stelt zich op het standpunt dat [geïntimeerde] is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Om die reden is [geïntimeerde] volgens Eikon gehouden tot “ongedaanmaking van de verbintenissen”, hetgeen meebrengt dat [geïntimeerde] het van Eikon ontvangen bedrag moet terugbetalen. Ook stelt Eikon in haar toelichting op grief 1 dat een deel van het aan [geïntimeerde] betaalde bedrag betrekking had op de vergoeding voor het verrichten van “tramitadora”-werkzaamheden en een ander deel op de verschuldigde leges (hierna: leges) die aan het land Aruba betaald moesten worden. Die kosten zijn echter nooit betaald, omdat de desbetreffende fase in de procedure nooit is bereikt, aldus Eikon.
2.5.
Gelet op dit betoog en op de door het Hof in acht te nemen grenzen van de rechtsstrijd, zal het Hof het door het Gerecht veronderstelde beroep op vernietiging van de overeenkomst in het vervolg buiten beschouwing laten. Nu Eikon spreekt van wanprestatie en een verplichting tot ongedaanmaking en van terugbetaling, zal het Hof de vordering beoordelen op de grondslag van wanprestatie en ontbinding (artikel 6:265 jo. 6:271 BW) en van onverschuldigde betaling (artikel 6:203 BW).
2.6.
Aan haar standpunt dat [geïntimeerde] wanprestatie heeft gepleegd heeft Eikon het volgende ten grondslag gelegd. De tussen partijen gesloten overeenkomst hield in dat [geïntimeerde] ten behoeve van Eikon zou zorgdragen voor het verkrijgen van vergunningen. [geïntimeerde] had in dat kader aan Eikon gegarandeerd dat de desbetreffende vergunningen zouden worden verkregen. Dit hield verband met het feit dat de zus van [geïntimeerde] werkzaam was op een hoge positie binnen DIMAS, het ministerie dat belast is met het verwerken van aanvragen voor werkvergunningen. Op deze basis heeft Eikon [geïntimeerde] betaald. De betalingen hadden betrekking op 22 personen. In werkelijkheid is de procedure voor deze 22 personen niet verder gekomen dan het stadium van de aanvraag voor een “verklaring van goedkeuring toetreding arbeidsmarkt” bij het Departemento di Progreso Laboral (hierna: DPL). Pas na het verkrijgen van die verklaring kan een verblijfsvergunning worden aangevraagd bij DIMAS. DPL heeft de aanvraag voor de bedoelde verklaring echter afgewezen.
2.7. [
geïntimeerde] heeft vanaf de conclusie van antwoord betwist dat zij de door Eikon bedoelde garantie heeft gegeven. Ook in hoger beroep heeft zij die betwisting herhaald. Gelet op deze herhaalde betwisting had van Eikon verwacht mogen worden haar stelling te concretiseren, bijvoorbeeld door te stellen uit welke feiten zij concreet de gestelde garantie heeft afgeleid. Een dergelijke concretisering heeft Eikon niet gegeven. Zij heeft volstaan met de enkele stelling
datde garantie is gegeven. Bovendien heeft Eikon niet meer dan een in algemene bewoordingen gesteld bewijsaanbod gedaan. Dat aanbod is onvoldoende specifiek. Het Hof zal Eikon daarom niet toelaten tot het bewijs van de gestelde garantie.
2.8.
Aldus kan niet worden aangenomen dat [geïntimeerde] een bepaald resultaat van haar inspanningen heeft gegarandeerd. Het enkele feit dat Eikon geen vergunningen heeft ontvangen ten aanzien van eerder bedoelde 22 personen, is dan ook onvoldoende voor de conclusie dat [geïntimeerde] in de nakoming van haar verbintenissen is tekort geschoten.
2.9.
Uit de stellingen van Eikon kan het Hof niet afleiden op welke punten dan wel sprake geweest zou zijn van wanprestatie. Mocht Eikon hebben bedoeld te betogen dat die tekortkoming is gelegen in de omstandigheid dat de procedure voor de betrokken 22 personen niet verder is gekomen dan het stadium bij DPL, dan geldt dat uit haar stellingen niet volgt om welke reden de prestaties van [geïntimeerde] zijn achtergebleven bij hetgeen van haar mocht worden verwacht. Het enkele feit dat een procedure tot het verkrijgen van een vergunning in enig stadium tot een einde komt, ook al is dat een vroeg stadium, betekent immers niet dat de betrokken bemiddelaar is tekort geschoten. Eikon heeft geen feiten gesteld die kunnen leiden tot een andere conclusie.
2.10.
De vordering van Eikon is dan ook niet toewijsbaar op de grondslag van wanprestatie en ontbinding.
2.11.
Ten aanzien van de grondslag van onverschuldigde betaling geldt het volgende.
2.12.
Bij memorie van grieven (en eerder al bij conclusie van repliek, sub 7) heeft Eikon gesteld dat de kosten voor leges in verband met verblijfsvergunningen (pas) moeten worden betaald bij gelegenheid van de indiening van de aanvraag bij DIMAS, dat wil zeggen nadat de daaraan voorafgaande procedure bij DPL succesvol is doorlopen. Eikon heeft de daarmee gemoeide bedragen echter al op een eerder moment aan [geïntimeerde] betaald, kennelijk – zo begrijpt het Hof – om haar daarmee in staat te stellen de leges te gelegener tijd aan DIMAS te betalen. [geïntimeerde] heeft dit niet weersproken, zodat het Hof de door Eikon geschetste gang van zaken als vaststaand aanneemt. Het Hof leidt hieruit af dat betalingen aan een bemiddelaar als [geïntimeerde] ten behoeve van op een later moment af te dragen leges moeten worden beschouwd als voorschotten, in die zin dat de daarmee gemoeide bedragen worden terugbetaald als uiteindelijk blijkt dat de leges niet verschuldigd zijn. Eikon heeft, eveneens onbetwist, gesteld dat de leges niet verschuldigd zijn geworden, omdat de onderhavige vergunningaanvragen het stadium bij DIMAS niet hebben bereikt. Gesteld noch gebleken is dat voor het aanvragen van de “verklaringen van goedkeuring toetreding arbeidsmarkt” bij DPL eveneens leges of gelijksoortige kosten verschuldigd waren. Dit betekent dat Eikon de met de leges gemoeide bedragen onverschuldigd aan [geïntimeerde] heeft betaald, zodat [geïntimeerde] die bedragen moet terugbetalen. In zoverre heeft Eikon jegens [geïntimeerde] een aanspraak op terugbetaling.
2.13.
Deze verplichting tot terugbetaling heeft betrekking op de door [geïntimeerde] ontvangen bedragen ten behoeve van de leges. Bij conclusie van repliek (onder 7) heeft Eikon gesteld dat [geïntimeerde] “per vergunning” een bedrag van Afl. 2.265 voor leges in rekening heeft gebracht. Bij memorie van grieven heeft Eikon gesteld dat [geïntimeerde] is ingeschakeld bij de vergunningaanvraag van 22 personen. [geïntimeerde] heeft geen van deze stellingen betwist, zodat het Hof van die stellingen uitgaat. Op grond van die stellingen moet worden aangenomen dat een bedrag van in totaal (22 x 2.265 =) Afl. 49.830 betrekking heeft op de kosten voor leges. Dat bedrag is, gelet op het voorgaande, onverschuldigd betaald. Tot betaling van dat bedrag zal [geïntimeerde] worden veroordeeld.
2.14.
Het door Eikon gevorderde bedrag is aanzienlijk groter. Eikon, op wie - anders dan zij bij pleidooi heeft betoogd - op dit punt de stelplicht en de bewijslast rusten, heeft echter geen feiten gesteld waaruit volgt dat ook (een deel van) het meerdere zonder rechtsgrond is betaald. Met name kan niet worden aangenomen dat de betaling door Eikon aan [geïntimeerde] van de vergoeding voor verrichte bemiddelingswerkzaamheden onverschuldigd is. Dit betekent dat de vordering voor het meerdere niet toewijsbaar is.
2.15.
Eikon heeft de wettelijke rente gevorderd met ingang van 19 december 2016. Kennelijk heeft zij deze ingangsdatum gebaseerd op de ingebrekestelling van 5 december 2016 (productie 3 bij verzoekschrift), waarin [geïntimeerde] is gesommeerd tot betaling op uiterlijk eerstgenoemde datum.
De vordering ter zake de wettelijke rente is gelet hierop toewijsbaar.
2.16.
Het voorgaande betekent dat [geïntimeerde] moet worden beschouwd als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Zij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in beide instanties. Deze worden wat betreft de eerste aanleg begroot op Afl. 930aan griffierecht, Afl. 213,79 aan explootkosten en Afl. 3.000 voor salaris van de gemachtigde en voor het hoger beroep op Afl. 1.860 aan griffierecht, Afl. 187,95 aan explootkosten en Afl. 7.500 voor salaris van de gemachtigde. .
2.17.
Uit het voorgaande volgt dat de grieven slagen en dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd.

3.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw recht doende:
- veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Eikon van Afl. 49.830, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 19 december 2016 tot aan de dag van voldoening;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van Eikon, begroot op in totaal Afl. 13.691,75;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.J. Fehmers, F.W.J. Meijer en Th. Veling, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juni 2019 in Aruba, in tegenwoordigheid van de griffier.