ECLI:NL:OGHACMB:2019:87
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep ontbinding arbeidsovereenkomst en geschil over bindende kracht eerdere beschikking
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) die op 4 september 2018 is uitgesproken. [Appellant], werknemer van de naamloze vennootschap Post Aruba N.V., heeft hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Het GEA had eerder geoordeeld dat een incident tijdens een personeelsfeest op 18 oktober 2016 niet voldoende was om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. In een tweede verzoek om ontbinding, ingediend op 30 maart 2017, werden naast het incident ook andere aspecten van het arbeidsverleden van [appellant] naar voren gebracht, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het in strijd was met de goede procesorde.
In de onderhavige zaak heeft [appellant] op 24 juli 2018 een derde ontbindingsverzoek ingediend, waarin opnieuw het incident en zijn arbeidsverleden werden aangehaald, evenals nieuwe feiten zoals zijn arrestatie wegens betrokkenheid bij een wietplantage. Het GEA oordeelde dat de eerdere beschikking van 7 maart 2017 geen bindende kracht had voor de beoordeling van het derde verzoek. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 oktober 2018 zonder vergoeding, omdat de arbeidsrelatie verstoord was.
[Appellant] heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat het GEA essentiële rechtsbeginselen heeft geschonden door het toestaan van een verkapt hoger beroep. Het Hof verwierp dit standpunt, oordelend dat Post gerechtigd was om een opvolgend ontbindingsverzoek in te dienen op basis van nieuwe feiten. Het Hof concludeerde dat er geen sprake was van schending van fundamentele rechtsbeginselen en dat het hoger beroep verworpen moest worden. [Appellant] werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.