ECLI:NL:OGHACMB:2019:85

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
22 februari 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
EJ 115/2017 – SXM2017H00114
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming nieuw bestuur en fundamentele nietigheid in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over de benoeming van een nieuw bestuur van de THDF. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J. Rogers, heeft in hoger beroep gesteld dat de benoeming van het nieuwe bestuur nietig is vanwege vermeende onregelmatigheden in de procedure. De geïntimeerden, vertegenwoordigd door mrs. J. Deelstra en C.F. Klooster, hebben de stellingen van de appellant betwist en aangevoerd dat de benoeming rechtsgeldig was.

Het Hof heeft vastgesteld dat alle betrokkenen op de hoogte waren van de overdracht van een villa aan een door een van de geïntimeerden beheerde rechtspersoon. De appellant heeft niet overtuigend aangetoond dat bepaalde deelnemers niet op de hoogte waren van deze overdracht. Het Hof oordeelt dat de omstandigheid dat de deelnemers op het moment van de overdracht geen documenten ter staving hadden, geen reden is om aan de geldigheid van de overdracht te twijfelen.

Daarnaast heeft het Hof geoordeeld dat de appellant onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de benoeming van het nieuwe bestuur fundamenteel nietig zou zijn. Het Hof heeft de eerdere beslissing van het Gerecht vernietigd en de appellant veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is uitgesproken op 22 februari 2019.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2019
Registratienummers: EJ 115/2017 – SXM2017H00114
Uitspraak: 22 februari 2019
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
BESCHIKKING
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk verzoeker, tevens verweerder in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek,
thans appellant,
gemachtigde: mr. J.J. Rogers,
tegen
[GEÏNTIMEERDE SUB 1],
[GEÏNTIMEERDE SUB 2],
[GEÏNTIMEERDE SUB 3],
[GEÏNTIMEERDE SUB 4],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk verweerders, tevens verzoekers in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek,
thans geïntimeerden,
gemachtigden: mrs. J. Deelstra en mr. C.F. Klooster.
Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde sub 1] c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1
Voor het procesverloop tot 24 juli 2018 wordt verwezen naar de tussenbeschikking van die datum.
1.2
Op 5 oktober 2018 heeft [appellant] een akte met producties ingediend. Op 16 november 2018 hebben [geïntimeerde sub 1] c.s. een akte ingediend.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
In zijn voorlopig oordeel is het Hof ervan uitgegaan dat alle participants van THDF bekend waren met de overdracht op 4 juli 2016 van een van de villa’s aan een door [geïntimeerde sub 4] beheerste rechtspersoon. In zijn akte heeft [appellant] naar voren gebracht dat de betrokken notaris een e-mail heeft gestuurd naar het (toenmalige) bestuur van THDF waarin melding werd gemaakt van overdracht van villa 7 aan de stichting Sea Palm View SPF, waarvan [geïntimeerde sub 4]bestuurder was. Een afschrift van die e-mail behoort tot de stukken. Daaruit blijkt dat de mail is verzonden naar de toenmalige bestuursleden en naar nog twee e-mailadressen. Namens [geïntimeerde sub 1] c.s. is onweersproken gesteld dat [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 1] door het echtpaar door [geïntimeerden sub 3/4] direct zijn geïnformeerd over de overdracht van villa 7 aan de stichting. De enige participants waarvan positief bewijs ten aanzien van hun wetenschap op 4 juli 2016 ontbreekt zijn [naam 1] en [naam 2]. Maar het is op zich niet aannemelijk dat zij als enigen niet hebben geweten van de overdracht en [appellant] heeft dit ook niet concreet gesteld. Dat had wel op zijn weg gelegen. Nu hij dat heeft nagelaten zal het Hof ervan uitgaan dat ook [naam 1] en [naam 2] van de overdracht wisten. De omstandigheid dat de participants op of kort na 4 juli 2016 nog niet over documenten ter staving van de overdracht beschikten, legt, in aanmerking genomen dat er ook geen reden was om aan de geldigheid van de overdracht te twijfelen, geen gewicht in de schaal. De akten van partijen vormen dus geen aanleiding voor wijziging van het voorlopige oordeel dat alle participants op of direct na 4 juli 2016 van de overdracht afwisten.
2.2 [
appellant] heeft verder aangevoerd dat er tussen het echtpaar [geïntimeerde sub 2] / [geïntimeerde sub 1] enerzijds en het echtpaar [geïntimeerden sub 3/4] anderzijds veel onenigheid was, waardoor niet zeker was dat het nieuwe bestuur automatisch uit drie van die vier personen samengesteld zou worden. [geïntimeerde sub 1] c.s. hebben dit betwist. Zij hebben gesteld dat hun vertrouwen in de toenmalige bestuursleden [appellant], [naam 3] en [naam 4] volledig was verdwenen nadat was gebleken dat zij naar gesteld hadden gelogen over de door de heer [naam4], de vorige eigenaar van villa 7, uitgebrachte stem in de kwestie rond de benoeming van een nieuwe beheerder. Na verkrijging van de meerderheid van de stemmen was voor [geïntimeerde sub 1] c.s. om die reden ondenkbaar dat een van de oude bestuursleden zou worden herbenoemd. De twee kampen stonden bij de afzetting van het oude bestuur en benoeming van het nieuwe bestuur lijnrecht tegenover elkaar. Vanaf het moment dat [geïntimeerde sub 1] c.s. op de hoogte raakten van de leugens van het oude bestuur, trekken zij gezamenlijk op, aldus [geïntimeerde sub 1] c.s. Anders dan [appellant], hebben [geïntimeerde sub 1] c.s. hun standpunt met stukken gestaafd. Dit brengt mee dat [appellant] de stellingen van [geïntimeerde sub 1] c.s. op dit punt onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Het Hof is gesterkt in zijn overtuiging dat ten tijde van de stemming op 4 juli 2016 voldoende duidelijk is geweest dat afzetting van de zittende bestuurders zou leiden tot aanstelling van [geïntimeerde sub 2], [geïntimeerde sub 1], [geïntimeerden sub 3]en / of door [geïntimeerde sub 4] Daar komt bij dat geen van de participants zich op of rond 8 juli 2016 tegen de (wijze van) toewijzing van de bestuursposities aan [geïntimeerde sub 1], [geïntimeerden sub 3] en/of door [geïntimeerde sub 4] heeft verzet. Het Hof handhaaft zijn oordeel dat onder deze omstandigheden het ontbreken van een separate stemming over de nieuwe bestuursleden niet leidt tot fundamentele nietigheid van hun benoemingsbesluit.
2.3 [
appellant] heeft nog gesteld dat ingevolge art. 7 sub c en art. 6 sub e van de statuten van THDF geldende termijnen niet zijn nageleefd. Het niet in acht nemen van deze termijnen kan onder omstandigheden leiden tot vernietigbaarheid van de bestreden besluiten. In het tussenvonnis is al geoordeeld dat [appellant] niet-ontvankelijk is in zijn verzoeken die strekken tot vernietigbaarheid (zie rov. 2.12). Voor zover [appellant] bedoelt te betogen dat overschrijding van de bedoelde termijnen leidt tot fundamentele nietigheid van het besluit tot benoeming, deelt het Hof dat standpunt niet. Verwezen wordt naar rov. 2.15 van het tussenvonnis.
2.4
Bij de akte van [appellant] is een verklaring van [appellant] zelf overgelegd waarin hij uitgebreid op de gang van zaken en zijn visie daarop ingaat. Nu in de akte zelf niet is verduidelijkt welke onderdelen uit deze verklaring als stelling in deze procedure worden ingenomen, terwijl onvoldoende blijkt ter onderbouwing van welke stellingen in deze of enige eerdere akte de verklaring van [appellant] strekt, zal die verklaring hier verder onbesproken blijven.
2.5
Het Hof voegt hieraan nog het volgende toe. Op 29 oktober 2016 heeft een reguliere meeting of participants in Sint Maarten plaatsgevonden. Gesteld noch gebleken is dat een of meer statutaire voorschriften ter voorbereiding van die vergadering niet in acht zijn genomen. Tijdens die vergadering zijn de eerder aangestelde bestuursleden opnieuw in hun posities benoemd. Volgens de notulen was een stemming (wederom) niet nodig omdat er geen andere kandidaten beschikbaar waren. Nu echter geen van de aanwezige acht stemmen zich tegen de benoeming van deze bestuurders heeft verzet was ook tijdens die vergadering evident dat de ruime meerderheid van de participants achter de benoeming stond.
2.6
Uit het voorgaande volgt dat de grieven falen. Op het punt van de ontvankelijkheid wijkt de beslissing van het Hof af van die van het Gerecht. Voor de duidelijkheid zal het vonnis van het Gerecht geheel worden vernietigd en zal op alle vorderingen opnieuw worden beslist, grotendeels dus overeenkomstig het Gerecht heeft gedaan.
2.7 [
appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerde sub 1] c.s. in hoger beroep. Deze worden begroot op NAf 6.000,- aan salaris gemachtigde (3 punten maal tarief NAf 2.000,-).
BESLISSING
Het Hof:
- vernietigt het bestreden vonnis;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoeken die strekken tot vernietiging van de besluiten van 6 en 8 juli 2016;
- veroordeelt [appellant] in de proceskosten van [geïntimeerde sub 1] c.s. in eerste aanleg en in hoger beroep, begroot op NAf 2.500,- en NAf 6.000,-;
- verklaart de veroordeling van [appellant] in de proceskosten in eerste aanleg uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.J. Fehmers, E.A. Saleh en M.W. Scholte, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 22 februari 2019.