ECLI:NL:OGHACMB:2019:83

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
AUA201701556 (voorheen E.J. 1525/2017) AUA2018H00189
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en draagkracht van ouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake de kinderalimentatie die de vader moet betalen voor zijn kind, geboren met een medische conditie. De vader, oorspronkelijk verweerder en thans appellant, heeft hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van 26 september 2017, waarin hij werd veroordeeld tot betaling van Afl. 1.000,- per maand. De moeder, oorspronkelijk verzoekster en thans geïntimeerde, heeft in hoger beroep gesteld dat de kosten van het kind zijn gestegen omdat het naar een particuliere school gaat, maar heeft haar verzoek niet vermeerderd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 25 maart 2019 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, bijgestaan door hun gemachtigden. Het Hof heeft de financiële situatie van beide ouders beoordeeld, waarbij de moeder een netto-inkomen van ca. Afl. 4.400,- per maand heeft, terwijl de vader een netto-inkomen van ca. Afl. 3.600,- per maand heeft. Na afweging van de draagkracht van beide ouders heeft het Hof geconcludeerd dat de vader in beginsel ca. Afl. 540,- van de behoeften van het kind moet bijdragen, maar heeft dit bedrag verhoogd naar Afl. 575,- per maand, rekening houdend met de gezamenlijke lasten van de vader.

De beschikking van het Gerecht in eerste aanleg is vernietigd en het Hof heeft de vader veroordeeld tot betaling van Afl. 575,- per maand, met ingang van 1 mei 2019. De kosten van de procedure zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven op 16 april 2019 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting in Aruba.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende in Aruba,
hierna te noemen: de vader,
oorspronkelijk verweerder, thans appellant,
gemachtigde: mr. S.O.R.’G. Faarup,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Aruba,
hierna te noemen: de moeder,
oorspronkelijk verzoekster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. N.S. Gravenstijn,
De vader en de moeder zijn de ouders van:
[kind 1],
geboren op [geboortedatum] geboortejaar in Colombia,
hierna te noemen: het kind.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van 26 september 2017 met zaaknummer EJ 1525/2017 AUA201701556. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2.
De vader heeft in een beroepschrift, ingekomen op 4 oktober 2018, hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. De vader is in eerste aanleg niet verschenen en de beschikking is hem op 7 september 2018 door de deurwaarder betekend, het beroep is dus tijdig ingesteld. In het beroepschrift heeft hij het hoger beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en het verzoek van de moeder alsnog zal afwijzen, kosten rechtens.
1.3.
De moeder heeft op 19 maart 2019 en de vader op 21 maart 2019 aanvullende producties ingediend.
1.4.
Op 25 maart 2019 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden, enerzijds mr. A.E.A. Hernandez, occuperend voor mr. Faarup, en anderzijds mr. Gravenstijn. De gemachtigden hebben het woord gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities.
1.5.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

3.Beoordeling

3.1.
Het kind is geboren met een medische conditie, waardoor zijn behoeften relatief groot zijn. In eerste aanleg heeft de moeder deze gesteld op Afl. 1.285,-. Het GEA heeft, overeenkomstig het verzoek, de vader die niet was verschenen, veroordeeld tot betaling van Afl. 1.000,- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. Hiertegen richt zich het hoger beroep van de vader.
3.2.
In hoger beroep heeft de moeder gesteld dat de kosten van het kind hoger zijn geworden omdat het naar een particuliere school gaat (kosten: Afl. 1.574,66 per maand), in plaats van naar een openbare school (het Colegio Arubano). De moeder heeft echter haar verzoek niet vermeerderd in hoger beroep.
3.3.
De kosten die ten laste van de vader kunnen worden gebracht behoren redelijk te zijn. Het Hof betwijfelt of, gelet op de draagkracht van de beide ouders (zie hierna), de keuze van de moeder voor een particuliere school verantwoord is. Het Hof zal daarom blijven uitgaan van de behoeften van het kind van ca. Afl. 1.285,-.
3.4.
Het inkomen van de moeder is, gelet op de overgelegde loonstrookjes, netto ca. Afl. 4.400,- per maand, met als bijzondere lasten: hypothecaire lasten ad Afl. 1.300,-, ter zake van een lening van Island Finance Afl. 437,- en ter zake van DUO Afl. 300,-. Zij houdt dus over ca. Afl. 2.350,-. De moeder woont niet samen.
3.5.
Het netto-inkomen van de vader is, gelet op de overgelegde loonstrookjes, ca. Afl. 3.600,-, met als bijzondere lasten Afl. 1.000,-, zijnde de helft van de hypothecaire lasten (hij woont samen), en ter zake van DUO Afl. 325,-. De vader heeft twee andere kinderen (een tweeling) deels te zijner laste. De vader zal niet meer dan ca. Afl. 1.700,- over houden. Echter, zoals overwogen, woont de vader samen, zodat veel lasten worden gedeeld.
3.6.
De vader dient in beginsel (1.700/4.050) x 1.285 = ca. Afl. 540,- van de behoeften van het kind te dragen. Ermee rekening houdende dat de vader in tegenstelling tot de moeder samen woont, zal het Hof de vader veroordelen tot betaling van Afl. 575,- per maand. Het Hof overweegt nog dat ook als de behoeften van het kind groter zijn dan genoemd bedrag van Afl. 1.285,- (zie hiervóór rov. 3.3) de draagkracht van de vader geen hogere bijdrage toelaat.
3.7.
De bestreden beschikking was uitvoerbaar bij voorraad. De moeder is echter niet tot terugbetaling in staat. Het Hof zal daarom ter zake een voorziening treffen.
3.8.
De kosten worden gecompenseerd.

4.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de bestreden beschikking, en opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt de vader met ingang van 1 mei 2019 tot betaling van Afl. 575,- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging van het kind;
- bepaalt de bijdrage tot 1 mei 2019 op hetgeen de vader heeft betaald of op hem is verhaald;
- verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte;
- compenseert de kosten van deze procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, M.W. Scholte en H.J. Fehmers, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 april 2019 in Aruba, in tegenwoordigheid van de griffier.