ECLI:NL:OGHACMB:2019:81
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toelating tot kosteloos procederen in hoger beroep en eerste aanleg
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. R.D.A. Cicilia, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, dat op 25 september 2017 was uitgesproken. De appellant verzocht om toelating tot kosteloos procederen in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep. De rechtspersoon Algemene Spaar- en Kredietcoöperatie ACU, vertegenwoordigd door mr. M.A. van den Berg, was de geïntimeerde partij in deze procedure.
De appellant had in eerste aanleg een vordering tot betaling van een bedrag van NAf 38.114,84 met rente en kosten, maar had geen bewijs van onvermogen kunnen overleggen voordat de uitspraak in eerste aanleg werd gedaan. Het Hof oordeelde dat de appellant recht had op toelating tot kosteloos procederen, aangezien hij tijdig een aanvraag had ingediend voor kosteloze rechtsbijstand, maar het bewijs van onvermogen pas later was afgegeven. Het Hof bevestigde het vonnis van het Gerecht, maar verleende de appellant alsnog toelating om kosteloos te procederen in de eerste aanleg.
Het Hof oordeelde verder dat de appellant in hoger beroep als de overwegend in het ongelijk gestelde partij moest worden beschouwd en veroordeelde hem in de proceskosten van het hoger beroep, die door het Land zouden worden gedragen, gezien de verleende toelating tot kosteloos procederen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.