ECLI:NL:OGHACMB:2019:76

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 maart 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
CUR201804330 CUR2018H00491 CUR2019H00013
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van overeenkomst en verplichting tot het stellen van zekerheid voor homologatie van een schuldeisersakkoord

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door InterCaribbean Airways Ltd. tegen Insel Air International B.V. en de bewindvoerder van Insel Air. De procedure betreft de uitleg van een overeenkomst, de Heads of Agreement, en de verplichting van InterCaribbean om voldoende zekerheid te stellen voor de homologatie van een schuldeisersakkoord. De zaak is ontstaan na een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin werd geoordeeld dat InterCaribbean niet voldoende zekerheid had gesteld voor de homologatie van het akkoord. InterCaribbean had op 28 december 2018 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis en verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging.

De mondelinge behandeling vond plaats op 11 en 14 februari 2019, waarbij verschillende vertegenwoordigers van de betrokken partijen aanwezig waren. Het Hof heeft de zaak gelijktijdig behandeld met andere hoger beroepen die betrekking hadden op de homologatie van het schuldeisersakkoord. De kern van de zaak draait om de vraag of InterCaribbean aan haar verplichtingen heeft voldaan en of de aangeboden zekerheid voldoende was voor de homologatie van het akkoord. Het Hof heeft vastgesteld dat de afspraken in de Heads of Agreement InterCaribbean verplichtten tot het stellen van voldoende zekerheid, maar dat de exacte voorwaarden en verwachtingen rondom deze zekerheid niet eenduidig waren.

Uiteindelijk heeft het Hof geoordeeld dat de vorderingen van Insel Air en de bewindvoerder moeten worden afgewezen, omdat InterCaribbean niet verplicht kon worden om zekerheid te stellen die onder alle omstandigheden zou voldoen aan de eisen van het Gerecht. Het Hof heeft het bestreden vonnis vernietigd en de proceskosten aan de zijde van InterCaribbean toegewezen. De beslissing van het Hof is op 7 maart 2019 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2019
Registratienummers: CUR201804330 CUR2018H00491 CUR2019H00013
Uitspraak: 7 maart 2019
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S I N K O R T G E D I N G
E N I N H E T S C H O R S I N G S I N C I D E N T
in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht
INTERCARIBBEAN AIRWAYS LTD.,
gevestigd in de Turks and Caicos Islands,
oorspronkelijk gedaagde,
thans appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
verzoekster in het schorsingsincident,
gemachtigden: mrs. Th. Aardenburg en A.C. van Hoof,
tegen
1. de besloten vennootschap
INSEL AIR INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd in Curaçao,
2.
Rogier Frederik VAN DEN HEUVELin zijn (toenmalige) hoedanigheid van bewindvoerder van Insel Air International B.V.,
oorspronkelijk eisers,
thans geïntimeerden in het principaal appel,
appellanten in het incidenteel appel,
verweerders in het schorsingsincident.
De partijen worden hierna interCaribbean, Insel Air en de bewindvoerder genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) wordt verwezen naar het tussen partijen in deze zaak gewezen vonnis in kort geding van 28 december 2018. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
1.2
Bij akte van appel van 28 december 2018 is interCaribbean van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Bij op 17 januari 2019 ingekomen memorie van grieven heeft zij grieven tegen het vonnis aangevoerd. Deze strekken ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal vernietigen, de vorderingen van Insel Air en de bewindvoerder zal afwijzen en Insel Air en de bewindvoerder zal veroordelen in de proceskosten in beide instanties.
1.3
Op 17 januari 2019 heeft interCaribbean een verzoek ingediend dat strekt tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis. Op 30 januari 2019 hebben Insel Air en de bewindvoerder daartegen een verweerschrift ingediend. Op 4 februari 2019 heeft interCaribbean schriftelijke pleitnotities ingediend.
1.4
Insel Air en de bewindvoerder hebben in de hoofdzaak op 10 februari 2019 een memorie van antwoord ingediend en daarbij tevens incidenteel appel ingesteld. Zij hebben geconcludeerd tot toewijzing van hun daarin geformuleerde vorderingen en tot bevestiging van het bestreden vonnis voor het overige.
1.5
De mondelinge behandeling van de zaken is aangevangen op 11 februari 2019. Daar zijn aan de kant van Insel Air verschenen L. de Brabander, bestuurder, en de bewindvoerder. Namens interCaribbean zijn verschenen L. Gardiner, Chairman van de Board, T. Sadler, CEO, en A. Misick, Counsel, bijgestaan door de gemachtigde, mr. A.C. van Hoof.
1.6
De zaken zijn gelijktijdig behandeld met de hoger beroepen ingesteld tegen de beslissing van het Gerecht tot weigering van de homologatie (zie rov. 2.16 hierna). Het Hof heeft partijen voorgehouden dat de stukken in deze zaken mede worden geacht te zijn ingediend in de overige zaken. Partijen hebben hiermee ingestemd. De bewindvoerder heeft pleitnotities voorgedragen. De behandeling is geschorst.
1.7
De behandeling is voortgezet en gesloten op 14 februari 2019. Daar zijn verschenen L. de Brabander, de bewindvoerder, L. Gardiner en mr. Van Hoof. Insel Air en de bewindvoerder hebben ter zitting hun vorderingen verminderd, in die zin dat zij alleen hun vordering tot betaling van US$ 500.000,- (onder 4 van het petitum van hun memorie van antwoord tevens incidenteel appel) en die tot bevestiging van het vonnis van het Gerecht (onder 7) hebben gehandhaafd.
1.8
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Aan Insel Air is bij vonnis van het Gerecht van 14 maart 2017 surseance van betaling verleend met aanstelling van de bewindvoerder als zodanig.
2.2
InterCaribbean heeft belangstelling getoond om in Insel Air te investeren en haar aandelen over te nemen. In dat verband zijn partijen, met andere belanghebbenden als de aandeelhouders en het Land, op 16 november 2018 een zogenaamde “Heads of Agreement” overeengekomen die blijkens artikel F van de considerans (die krachtens artikel K deel uitmaakt van de overeenkomst) is aangegaan als “binding legal framework for the conclusion of the purchase of the shares in order to safeguard the future existence of the Company” [Hof: Insel Air]. De koopprijs van de aandelen in Insel Air is bepaald op US$1,- en verder is (onder meer) in artikel H bepaald dat:
“InterCaribbean and/or its assignees will make available for the Creditors as contemplated in this agreement an amount of USD 11.050.000 (“the Creditors Budget”), from which approximately USD 1,5 million (…) will be paid after signing of the SPA [Share Purchase Agreement; Hof] and upon fulfillment of the conditions precedent set forth therein, while the remainder of the Creditors Budget will be paid out in nine consecutive yearly payments as set forth in Article III below”.
2.3
Van belang zijn verder de volgende bepalingen in de Heads of Agreement:

Article IConditions precedent SPA
1. The SPA will only be executed, and the payments to Creditors and/or the purchase provided for in the SPA will only take place upon the following conditions being met, notwithstanding other condition precedents to be concluded in the SPA typical for a transaction as provided for in this Heads of Agreement, including but not limited to the satisfactory outcome of a reasonable due diligence investigation [met geparafeerd bijschrift “by interCaribbean”; Hof] and the obtaining of required corporate approvals:
a. Sufficient comfort has been obtained from CCAA that the contemplated shareholders structure (including usufruct of the Government) will not lead to a withdrawal of the airline operating licenses(s) (AOC) by CCAA and
b. Acceptance of the payment plan for the pre-moratorium ordinary creditors whose claims have been registered and acknowledged by the Trustee by means of a Creditors Agreement (
schuldeisers akkoord) and termination of the moratorium of payment (
homologatie van het akkoord) and other known and unknown creditors (the “Creditors”),
c. A satisfactory agreement with the tax authorities for back taxes will have been confirmed in writing.
Article IIShares
(…)
2. Upon the Transfer of the Shares, the Government usufruct will remain in place in order to satisfy local ownership requirements, until a satisfactory alternative will have been established by interCaribbean. Government is willing to release it insofar as local law allows.
Article IVCreditors, Assets and Claims
(…)
13. Upon full and final acceptance of the Payment Plan, interCaribbean will contribute wet lease EMB120/ERI/145 to the Company’s operations and establish contact with the aviation authorities to bring the new aircraft types into operation on the Insel Air certificate.
Article VIISeparate instruments
(…)
2. Immediately upon signing this Heads of Agreement parties will initiate the process of drafting the SPA and said separate instruments (…).
Article VIIIMiscellaneous
(…)
3. This Heads of Agreement is governed by and shall be construed in accordance with Curacao law and parties hereby irrevocably submit to the exclusive jurisdiction of the competent Court of First Instance of the Curaçao subject to ordinary appeal (
hoger beroep) and final appeal (
cassatie), in connection with any disputes arising under this Heads of Agreement. (…)
7. It is understood that in order to comply with legal requirements for court homologation of an creditors agreement, interCaribbean’s obligations will have to be sufficiently secured. Suitable security will be determined towards the creditors meeting.”
2.4
Voorafgaand aan de totstandkoming van de Heads of Agreement hebben partijen contact gehad over (onder meer) de wijze waarop interCaribbean voldoende zekerheid zou moeten verschaffen voor de nakoming van het toen nog te sluiten schuldeisersakkoord. De bewindvoerder heeft daarover in een e-mail van 7 november 2018 als volgt bericht aan interCaribbean:
“1. We are extremely pressed for time. The creditors meeting is at 4 December, which means that we will have to publish a proposal to the creditors not later than two weeks in advance. For all practical purposes, our deal should be finalized by the end of next week.
2. An outstanding item of paramount importance is how interCaribbean will secure its obligations towards the creditors. (…) I reiterate that lack of sufficient security was the reason that Insel Air could not continue with OLG [de vorige overnamekandidaat; Hof]. (…) Please let me know whether interCaribbean has been able to secure financing with its bank. (…) [P]lease communicate to me how the financial obligations will be secured. I could imagine that a credit facility would be contracted, that would allow for the necessary drawdowns over the years, without requiring all the money to be put up against interest-costs in advance already. CIBC [de huisbank van interCaribbean; Hof] confirming such a facility would be sufficient warranty in my view. (…)”
2.5
Bij e-mails van 26 en 27 november 2018, dus na het sluiten van de Heads of Agreement, hebben partijen nader van gedachten gewisseld over de door interCaribbean te verstrekken zekerheid. Op de vraag van interCaribbean wat die zou moeten inhouden heeft de bewindvoerder geantwoord:
“There are no specific rules. The package needs to be acceptable.
While you would need to think what you could offer, at this point, and in view of the urgency I would say:
1. Bank guarantee for the obligations due within three months (USD 1.550.000)
2. Bank commitment to provide you with a facility to comply with the remaining obligations set forth in the agreement. (…)”
2.6
Op basis van de Heads of Agreement is een concept crediteurenakkoord tot stand gekomen dat op 4 december 2018 door de schuldeisers is aangenomen. Over de homologatie van dit akkoord was ten tijde van het wijzen van het bestreden vonnis nog niet beslist.
2.7
Op 20 december 2018 heeft de bewindvoerder ten aanzien van de te stellen zekerheid het volgende bericht aan interCaribbean:
“Security / Collateral
I spoke to the judge, and he will accept the security that is coming in, subject to the amendments that Lyndon and I discussed:
The bank letter will need to mention that
- the purpose of the financing is to comply with the initial obligations of the composition plan for the creditors of Insel Air International BV and
- the conditions that need to be met
In addition in a separate letter by Lyndon [Gardiner; Hof],
- it should be showed with registry extracts (…) and/or title insurance statement that there are no other liens or other rights attaching to the property.
- Lyndon’s undertaking to meet the bank’s requirements, as well as the roadmap and timing towards meeting those conditions.
Thirdly, the USD 300K cash deposit needs to be in place at Arndt’s [Van Hoof; Hof] account. (…)”
2.8
Insel Air en de bewindvoerder hebben in eerste aanleg onder meer gevorderd dat het Gerecht interCaribbean zal veroordelen tot het tijdig stellen van genoegzame zekerheid voor homologatie van het akkoord, op straffe van verbeurte van een dwangsom van US$ 11.050.000,- althans een door het Gerecht te bepalen dwangsom.
2.9
Het Gerecht (mr. Meijer) heeft geoordeeld dat de afspraken van de Heads of Agreement, in het bijzonder artikel VIII onder 7, impliceren dat op interCaribbean de (vergaande) inspanningsverplichting rust om zodanige zekerheid te stellen dat het schuldeisersakkoord kan worden gehomologeerd. Daaraan kan, aldus het Gerecht, niet afdoen dat de betalingsverplichtingen van interCaribbean, waaronder die van de eerste tranche van US$ 1.500.000,- nog niet opeisbaar zijn. Evenmin kan uit de Heads of Agreement worden afgeleid dat interCaribbean niet op haar verplichting tot zekerheidstelling kan worden aangesproken zolang niet aan de overige “conditions precedent” is voldaan en/of vergaand onzeker is of deze ooit vervuld zullen worden. Het is uiteindelijk aan de rechter die over de homologatie oordeelt om te bepalen welke zekerheid volstaat en dat partijen daaromtrent inmiddels voldoende duidelijkheid hadden verkregen. Het Gerecht heeft een dwangsom van US$ 500.000,- als extra prikkel tot nakoming aangewezen geacht. Het Gerecht heeft interCaribbean veroordeeld om tijdig de voor homologatie van het crediteurenakkoord benodigde zekerheid te stellen op straffe van verbeurte van een dwangsom van US$ 500.000,- indien zij deze verplichting niet alsnog nakomt en aldus veroorzaakt dat de homologatie van het crediteurenakkoord wordt geweigerd vanwege het ontbreken van voldoende zekerheid.
2.1
Bij de later op dezelfde dag (28 december 2018) gegeven beschikking in de surseance van Insel Air heeft het Gerecht (mr. De Kort) overwogen dat Insel Air nog geen zekerheid had gegeven dat zij het akkoord daadwerkelijk kon nakomen, dat interCaribbean niet had voldaan aan de voorwaarden gesteld in de e-mail van 20 december 2018 (zie rov. 2.6) en dat zij ook geen gelijkwaardige (of betere) zekerheid had geboden. Overwogen is verder dat het bedrag benodigd voor de betaling van circa NAf 3.000,- aan alle 1280 schuldeisers daadwerkelijk beschikbaar komt. De beslissing over de homologatie is aangehouden tot 15 januari 2019 om interCaribbean in de gelegenheid te stellen uitvoering te geven aan het bestreden vonnis en om te bewerkstelligen dat de benodigde zekerheid alsnog wordt gesteld.
2.11
InterCaribbean heeft een brief overgelegd van Meridian Financial Group van 7 januari 2019 waarin wordt bevestigd dat zij heeft ingestemd met het verstrekken van een “mortgage facility” voor US$ 300.000,- met als onderpand twee percelen grond in Caicos ter voldoening door interCaribbean van haar verplichting tot het stellen van zekerheid voor de aanschaf van de aandelen in Insel Air. Onder het krediet kan worden getrokken op schriftelijk verzoek en onder overlegging van de “fully executed Share Purchase Agreement”, aldus de brief. Enterprise Bank & Trust heeft bij brief van 10 januari 2019 een kredietfaciliteit van US$ 1.250.000,- toegezegd aan interCaribbean “to be used for working capital and general corporate purposes” van interCaribbean. Zekerheid zou worden gesteld door middel van een vliegtuig. Op 14 januari 2019 heeft interCaribbean aan het Gerecht een hypotheekakte overgelegd.
2.12
Bij beschikking van 16 januari 2019 in de surseance van Insel Air heeft het Gerecht de homologatie van het schuldeisersakkoord geweigerd. Het heeft overwogen dat de aangeboden hypotheek op het vliegtuig als voldoende zekerheid zou kunnen gelden, ware het niet dat deze vervalt als de SPA niet op 15 april 2019 is getekend. Die zekerheid wordt ontkracht omdat interCaribbean deze indien dat haar behaagt kan laten vervallen door geen SPA te tekenen. Dat biedt de schuldeisers van Insel Air onvoldoende zekerheid, aldus het Gerecht. De kredietfaciliteit achtte het Gerecht evenmin voldoende, alleen al omdat niet Insel Air maar alleen interCaribbean onder het krediet kon trekken.
2.13
Deze beschikking van 16 januari 2019 is in hoger beroep bevestigd bij beschikking van het Hof van 26 februari 2019. Daarbij is tevens het faillissement van Insel Air uitgesproken. Een en ander brengt mee dat het stellen van zekerheid door interCaribbean niet meer aan de orde is. De vraag naar de uitleg van het zekerheidsbeding zal hieronder niettemin (ex tunc) worden beantwoord.
2.14
Voor de beantwoording van de vraag hoe de Heads of Agreement, waaronder artikel VIII onder 7 (hierna: het zekerheidsbeding) daarvan, moet worden uitgelegd, is beslissend de redelijke verwachting die partijen daarvan over en weer mochten hebben ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Die redelijke verwachting op het moment van het aangaan van de overeenkomst kan ook blijken uit feiten en omstandigheden die zich na het sluiten van de overeenkomst hebben voorgedaan, maar beslissend is de redelijke verwachting op het moment van aangaan van de overeenkomst.
2.15
Het is duidelijk dat het zekerheidsbeding de strekking had dat het schuldeisersakkoord kon worden gehomologeerd. Het Gerecht heeft dan ook terecht overwogen dat dit beding interCaribbean verplichtte tot een vergaande inspanning om dit doel te bereiken. Maar het gaat in dit geval te ver om alle risico’s verbonden aan het niet verlenen van de homologatie bij interCaribbean te leggen. Daarvoor is het volgende redengevend.
2.16
In de Heads of Agreement is een aantal harde afspraken gemaakt maar zijn ook verschillende onzekerheden geïdentificeerd. Een van die onzekerheden was de concernstructuur na het sluiten van de SPA. Om te voldoen aan de hier geldende regelgeving diende het overwegende deel van de aandelen in Insel Air in handen te zijn van ingezetenen van Curaçao van Nederlandse nationaliteit en diende de daadwerkelijke zeggenschap in en de leiding van de onderneming te berusten bij deze ingezetenen. Voldoening aan deze regelgeving was cruciaal voor het behoud van de vergunning van Insel Air. Zonder vergunning konden de operaties niet worden voortgezet. De instantie die over behoud en verlenging van de vergunning beslist is de Curaçaose Luchtvaartautoriteit CCAA, onderdeel van het Ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (VVRP).
2.17
InterCaribbean was niet van plan om haar hoofdkantoor naar Curaçao te verplaatsen. Insel Air en de bewindvoerder wisten dit en moeten zich dus ook bewust zijn geweest van de complicaties die zouden ontstaan als de CCAA de voorschriften over aandeelhouderschap en zeggenschap strikt zou handhaven. Het is aannemelijk dat partijen ten tijde van het sluiten van de Heads of Agreement ervan uitgingen dat de CCAA soepel zouden zijn bij de toepassing van die voorschriften en dat deze gedachte ten grondslag heeft gelegen aan het in art. II onder 2 van de Heads of Agreement opgenomen beding. Zij vertrouwden op de goede afloop, hoewel de letter van de wet dat niet rechtvaardigde. Dat was ook nodig om onder de grote tijdsdruk die inmiddels was ontstaan toch de noodzakelijke stap voorwaarts te zetten richting het bereiken van een schuldeisersakkoord.
2.18
Na het bereiken van dat akkoord op 4 december 2018 heeft de Minister van VVRP bij brief van 10 december 2018 aan interCaribbean bericht dat zij niet akkoord ging met de door interCaribbean voorgestelde concernstructuur, waarbij de aandelen Insel Air zouden worden gecertificeerd, de formele zeggenschap zou komen te liggen bij het bestuur van een in Curaçao te vestigen Stichting Administratiekantoor, maar de feitelijke zeggenschap bij interCaribbean in de Turks and Caicos Islands terecht zou komen. Pogingen van zowel Insel Air en de bewindvoerder als interCaribbean om, in de korte tijd die daarvoor beschikbaar was, naar een oplossing voor dit probleem te zoeken zijn vruchteloos gebleken.
2.19
Zoals gezegd hebben partijen er bij de totstandkoming van de Heads of Agreement weliswaar op vertrouwd dat er een oplossing zou komen voor de concernstructuur na de SPA, maar de onzekerheid die (onder meer) daardoor bleef bestaan straalde ook af op de overige onderdelen van de Heads of Agreement, waaronder die van de aard van de door interCaribbean te stellen zekerheid. In dat licht moet ook worden bezien dat partijen in de aanloop naar het sluiten van de Heads of Agreement hebben gesproken over de vorm van zekerheid die interCaribbean onder het zekerheidsbeding zou moeten aanbieden. Uit de e-mail van de bewindvoerder van 7 november 2018 blijkt dat naar zijn mening een aan interCaribbean te verstrekken kredietfaciliteit zou volstaan. Kennelijk was dat zijn inschatting van de eisen die het Gerecht in het kader van de homologatie aan de te verstrekken zekerheid zou verbinden. InterCaribbean is bij het sluiten van de Heads of Agreement op die inschatting afgegaan en heeft zich daaraan verbonden, wat zij ook mocht doen, gelet op de positie van de bewindvoerder, zijn eerdere ervaringen met het stellen van zekerheid door de OLG groep en het contact dat hij in eerdere stadia van de surseance met het Gerecht had gehad. Een zekerheid in de vorm van een aan haar te verstrekken kredietfaciliteit zou interCaribbean in staat stellen om niet US$ 1,5 miljoen te hoeven betalen zonder een reële kans op terugbetaling als (bijvoorbeeld) het bedoelde vertrouwen op goedkeuring door de CCAA toch misplaatst zou blijken te zijn. Ook de overige onzekere factoren die in de Heads of Agreement besloten liggen konden op die manier worden ondervangen. Ook voor Insel Air en de bewindvoerder moet dit redelijkerwijs duidelijk zijn geweest.
2.2
Partijen zijn van deze betekenis van het zekerheidsbeding blijven uitgaan. Dit blijkt vooral uit de e-mail van de bewindvoerder van 20 december 2018 (rov. 2.7). Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen desgevraagd bevestigd dat met “the bank letter” bedoeld in die e-mail is bedoeld de brief van de bank waarin de kredietfaciliteit wordt toegezegd (en dus niet een bankgarantie, waarvan in de e-mail van 27 november 2018 (rov. 2.8) wordt gesproken). Ook hebben zij bevestigd dat de duidelijkheid over de zekerheid, waarvan het Gerecht in rov. 2.11 van het bestreden vonnis melding maakt, op deze mail is terug te voeren.
2.21
Een verdere bevestiging dat niet alleen interCaribbean maar ook Insel Air en de bewindvoerder ervan uitgingen dat het Gerecht voor de homologatie van het schuldeisersakkoord genoegen zou nemen met deze minder harde vorm van zekerheid, ligt besloten in de stelling van interCaribbean, die Insel Air en de bewindvoerder hebben onderschreven, dat zij verrast waren over de strengere eisen die het Gerecht in zijn beschikkingen van 20 december 2018 en 16 januari 2019 aan de te bieden zekerheid heeft gesteld.
2.22
Het ligt voor de hand dat het Gerecht in zijn beschikking van 16 januari 2019 bij de beoordeling of voldoende zekerheid was verstrekt juist heeft laten meewegen dat de kans dat de SPA er niet zou komen als gevolg van de strikte naleving van de regelgeving door de CCAA en de Minister van VVRP zonder meer reëel was geworden.
2.23
Uit het voorgaande in onderlinge samenhang bezien vloeit, voorlopig oordelend, voort dat het zekerheidsbeding niet zo kan worden uitgelegd dat interCaribbean gehouden was zekerheid te verstrekken die onder alle omstandigheden zou voldoen aan de door het Gerecht daaraan te verbinden voorwaarden. In het bijzonder kon interCaribbean onder dat beding niet worden verplicht tot het stellen van een vorm van zekerheid die haar tot betaling van het bedrag van ruim US$ 1,5 miljoen zou verplichten ook als de SPA niet door zou gaan vanwege het ontbreken van een voor haar redelijkerwijs aanvaardbare oplossing voor de concernstructuur na de aandelenoverdracht.
2.24
Dit brengt mee dat er geen gronden zijn voor toewijzing (ex tunc) van de vordering tot het stellen van genoegzame zekerheid op straffe van verbeurte van een dwangsom, indien interCaribbean deze verplichting niet zou nakomen en aldus zou veroorzaken dat de homologatie wordt geweigerd vanwege het ontbreken van voldoende zekerheid.
2.25
Voor toewijzing (ex tunc) van een minder verstrekkende vordering ziet het Hof geen ruimte, nu Insel Air en de bewindvoerder dat mindere niet hebben gespecificeerd en hun vordering zonder die specificatie onvoldoende concreet is.
2.26
De vorderingen van Insel Air en de bewindvoerder zullen worden afgewezen en het bestreden vonnis zal worden vernietigd.
2.27
Insel Air en de bewindvoerder zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de proceskosten van interCaribbean in de kortgedingprocedure in eerste aanleg en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op NAf 900,- aan griffierecht, NAf 364,- aan betekeningskosten en NAf 8.500,- (NAf 2.500,- voor de eerste aanleg en NAf 6.000,- voor het hoger beroep) aan salaris gemachtigde.
2.28
Bij deze stand van zaken heeft interCaribbean geen belang meer bij behandeling van het schorsingsverzoek. De proceskosten van deze procedure zullen worden gecompenseerd, nu interCaribbean materieel in het gelijk is gesteld.

3.De beslissing

Het Hof:
- vernietigt het bestreden vonnis;
- wijst de vorderingen van Insel Air en de bewindvoerder af;
- veroordeelt Insel Air en de bewindvoerder in de proceskosten van de kortgedingprocedure aan de zijde van interCaribbean, begroot op NAf 9.764,-;
- wijst het schorsingsverzoek van interCaribbean af;
- compenseert de proceskosten van het schorsingsverzoek zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.J. Fehmers, M.B. van den Enden en J. de Boer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 7 maart 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.